Bron: Het Parool
Auteur: Hanneloes Pen
Hij fabriceert de Stolpersteine, en heeft een lange wachtlijst: ‘Tijdens het maken stop ik mijn gevoel weg’
Nederland telt sinds 2007 ruim tienduizend Stolpersteine voor slachtoffers van het nationaalsocialisme; een kleine vijftien procent ligt in Amsterdam. Alexander Stukenberg, maker van de stenen, kampt met een lange wachtlijst, nu ook de derde generatie stenen aanvraagt.
Achtertuin van het Goethe-Instituut
Alexander Stukenberg zit in de riante achtertuin van het Goethe-instituut aan de Herengracht waar hij de Stolpersteine met de hand fabriceert. De kleine houten werkplaats is eigenhandig door de huismeester van het instituut getimmerd. De symbolische plek en de achtergrond van Stukenberg spreken boekdelen.
De in 1968 in het Duitse Bad Harzburg geboren Stukenberg begon na een bezoek aan het Verzetsmuseum in 2019 met zijn werk. “Ik zag daar de beruchte stippenkaart met Joodse adressen die de ambtenaren van de gemeente Amsterdam in opdracht van de bezetter in 1941 maakten. Ik dacht: mijn God, dit geloof je niet. Zo confronterend,” zegt Stukenberg.
“De Jekerstraat waar ik woonde, stond vol met zwarte stippen. Er woonden 1327 Joden in de straat. Er bleken echter slechts zes Stolpersteine voor de slachtoffers te liggen. Ik moest daar iets mee.”
Verantwoordelijk voor hetgeen gebeurd is
Stukenberg benaderde kunstenaar Gunter Demnig (1947), initiatiefnemer van het project, en kon meteen aan de slag wegens ziekte van de coördinator die de aanvragen afhandelde. “De mensen moeten zien hoeveel slachtoffers er in de Tweede Wereldoorlog zijn afgevoerd.”
Dat hij zich voor de stichting inzet, heeft alles te maken met zijn schuldgevoel. “Veel Duitsers voelen zich verantwoordelijk voor hetgeen gebeurd is in de oorlog. Een van mijn vrijwilligers zei: ‘We hebben collectieve schuld.’ Dat schuldgevoel over wat de slachtoffers is aangedaan, bestaat nog onder Duitsers, ook bij mij. Dat zit zo diep van binnen. Ik heb geen gevoel van daderschap, maar ik zit wel in de groep van de daders.”
Meer informatie
Dat schuldgevoel wordt er bij het leggen van de stenen niet minder op, maar ook niet meer. “Tijdens het maken van de stenen stop ik mijn gevoel weg. Soms zie ik dat het voor een kind is dat in Westerbork is geboren en meteen in Auschwitz terechtkwam. Dat treft me zo erg. Laten we hopen dat dit nooit meer gebeurt. Maar het gebeurt wel. Hele dorpen branden af. We leren niets van de geschiedenis.”
Hij tikt met een hamer de naam, geboortedatum en datum en plaats van de moord
Stukenberg loopt zijn werkplaats binnen om te laten zien hoe hij de stenen maakt. Aan de muur hangt een kopie van de beruchte stippenkaart. Ernaast staat een kast met gegraveerde Stolpersteine die binnenkort worden gelegd.
Hij legt een messing plaatje op de werktafel en tikt met een hamer de naam, geboortedatum en de datum en plaats van de moord. De informatie die op de steen komt te staan, wordt door vrijwilligers gecheckt in de archieven. “Tegenwoordig staat er iets meer informatie op een steen. Bijvoorbeeld ook de arrestatiedatum en datum van deportatie naar Westerbork voordat die persoon naar een vernietigingskamp ging. Het vertelt meer het verhaal van het slachtoffer.”
Als het messing plaatje klaar is, worden de randen en twee ‘ankers’ in een bankschroef omgeslagen zodat de vierkanten cementen steen er precies in past. Met koperpoets wrijft hij de stenen glimmend.
Stukenberg maakt meer dan 150 stenen per maand. Zijn werkgebied is de Benelux. Zeventig procent van de stenen wordt echter in Nederland gelegd. De wachtlijst is lang. Een aanvrager moet zo’n anderhalf jaar wachten op een steen.
Koperpoets
De meeste stenen worden door familie aangevraagd, een kleiner deel door bewoners van een huis of organisaties. Zo heeft de Indische Buurt een comité dat stenen voor voormalige Joodse bewoners aanvraagt.
Vooral de derde generatie vraagt stenen aan
“Het is nu vooral de derde generatie, dertig- en veertigjarigen, die stenen aanvraagt voor hun familieleden. Deze generatie wil veel weten over hun familie die in de oorlog is vermoord. Voor de tweede generatie is het heel erg emotioneel. Zij kenden de personen nog goed. Het komt voor hen heel dichtbij.”
De Stolpersteine werden aanvankelijk aangevraagd ter herinnering aan de weggevoerde en vermoorde Joden. Maar de stichting staat nu ook open voor andere aanvragen: voor Joden die zelfmoord pleegden bij het uitbreken van de oorlog, onderduikers die het overleefd hebben en andere mensen die geleden hebben onder het nationaalsocialisme. De stichting, zo staat vermeld op de website, wil ‘geen oordeel uitspreken over wie kan worden aangemerkt als slachtoffer en wie niet’.
“Een steen is ook voor verzetsmensen, vrijmetselaars, homo’s, gehandicapten en Jehova’s getuigen die werden vervolgd, en óók als zij de oorlog overleefd hebben. Het Namenmonument is voor vermoorde Joden, Sinti en Roma. Wij zijn inclusief, niet exclusief.”
Vorig jaar werd voor het Concertgebouw een steen gelegd voor de Duits-Joodse dirigent Frieder Weissmann (1893-1984) die de oorlog in de Verenigde Staten doorbracht. Zijn moeder die in Amsterdam woonde, werd opgepakt en in Auschwitz vermoord.
Over de steenlegging ontstond verontwaardiging in de (Joodse) gemeenschap. ‘Die stenen zijn bedoeld voor vermoorde Joden,’ twitterde voormalig Niod-onderzoeker David Barnouw. Het CDA stelde er vragen over aan het college, want ‘het doel van de stenen mag niet verwateren’. De criteria van de stichting bleken enkele jaren geleden te zijn opgerekt. “Iemand als Weissmann is ook een slachtoffer van de oorlog,” zegt Stukenberg.
Verstopt in een kast
Nationale Stolpersteine Poetsdag
Een ander nieuw initiatief is de Nationale Stolpersteine Poetsdag waar mensen gevraagd wordt de stenen met koperpoets weer te laten glimmen. “Poets de stenen als ze dof of vies zijn. Dan vallen ze meer op en staan passanten er even bij stil.”
Deze middag worden vier stenen in de Grevelingenstraat in Zuid gelegd, voor het echtpaar Hamburger-Benjamins, hun (schoon)moeder Naatje en hun in 1935 geboren dochter Juanita Adolphine Hamburger, die de steenlegging bijwoont. Ze heeft als enige de oorlog overleefd omdat ze als zevenjarig meisje tijdens de grote razzia van 20 juni 1943 door haar ouders in een kast werd verstopt en via de buren naar een onderduikplaats ging.
Een vrijwilligster van de stichting legt de stenen even op haar schoot als de stratenmakers een tegel uit de stoep wippen. Minutenlang aait ze over de stenen en laat de tranen de vrije loop. Ze heeft haar verhaal nooit kunnen vertellen. Als de vrijwilligster haar aanwezigheid dapper noemt, zegt ze snikkend: “Waarom? Het zijn mijn pappie en mammie.”
Het Parool zegt
1404 Stolpersteine in Amsterdam
De eerste Stolpersteine, ook wel struikelstenen genoemd, in Nederland werden in 2007 in het Drentse plaatsje Borne gelegd. Inmiddels zijn er in die vijftien jaar 10.600 stenen geplaatst. In de Amsterdamse straten, voornamelijk in de stadsdelen Zuid, Oost en het Centrum, liggen er sinds deze week nu welgeteld 1404 stenen.
Na Nederland kwamen er ook aanvragen uit vele andere Europese landen. In 2013 kwam daar Rusland bij, Litouwen (in 2016), Letland (in 2017) en sinds mei van dit jaar zijn er ook stenen gelegd in het Verenigd Koninkrijk en Ierland.
Een steen kost in Amsterdam 150 euro. In Rotterdam is dat iets duurder. “Dat komt omdat er in Rotterdam een extra anker aan bevestigd wordt, omdat ze soms gestolen worden,” zegt Stukenberg.
Vorig jaar bleek echter een steen in de Indische Buurt te zijn verdwenen. Wie dat heeft gedaan, is nog steeds niet bekend. Ook werden vorig jaar door bouwvakkers per ongeluk Stolpersteine verwijderd tijdens het opknappen van de Sarphatistraat. Een bewoonster zag de stenen op een hoop liggen en belde naar de stichting.
In het verleden waren er ook een aantal keer protesten van bewoners die geen struikelsteen voor hun deur wilden. De stenen zijn er wel gekomen, maar iets verder van de bewuste woningen geplaatst.
Behalve de stenen kunnen organisaties, instellingen, scholen en bedrijven ook een ‘struikeldrempel’ bestellen. Een docent van het Barlaeus Gymnasium heeft een aanvraag ingediend voor een drempel voor de vijf Joodse docenten die ontslagen zijn tijdens de oorlog en de 65 Joodse leerlingen die de school op last van de bezetter moesten verlaten.