31 december 1920
Op bovenstaande foto, waarop Watergraafsmeer onofficieel ‘begraven’ wordt: Zij die de Meer ten grave droegen waren (v.l.n.r.) de heren L. Janszen (metselaar), K. van Biljouw (stoker), W. Nieszen (wagenbestuurder), H. Bethlehem (caféhouder) en A. Poen (stoker). De kist met zand gevuld, werd bijgezet in het terrein achter het huis van boer Slagt (nu Nobelweg). Op de achtergrond de Schagerlaan.
Een belangrijke gebeurtenis bracht de Meer (tot dan toe een zelfstandige gemeente) in 1920 in beroering, een gebeurtenis, die voor haar verstrekkende gevolgen heeft gehad: de inlijving van Watergraafsmeer bij Amsterdam. Reeds direct na de eerste wereldoorlog waren er in de hoofdstad stemmen opgegaan om het stadsgebied te vergroten door annexatie van de randgemeenten
De Wet tot uitbreiding van diverse gemeenten
Op 28 december 1920 verscheen in het Staatsblad de Wet tot uitbreiding van de gemeenten Westzaan, Zaandam, Oostzaan, Diemen, Ouder-Amstel en Nieuwer-Amstel, een gedeelte van het open IJ en van de Zuiderzee, benevens met de gemeenten Buiksloot, Nieuwendam, Ransdorp, Sloten en Watergraafsmeer. Hierdoor werd het grondgebied van Amsterdam 11,460 h.a. (ongerekend het water) groter en kwamen er 35.000 inwoners bij. Door deze uitbreiding werd het grondgebied van de hoofdstad drie en een half maal zo groot. Zo werd de ‘benauwde veste’ dus ‘ten langen leste’ verlost uit de insluiting door de plattelandsgemeenten met haar stedelijke bebouwing op de rand van de stad.
Voor Watergraafsmeer een jobstijding
Voor Watergraafsmeer was het annexatiebericht een jobstijding. Onder het opschrift ‘De slag gevallen’ schreef ‘Het Weekblad voor Watergraafsmeer’ in haar nummer van 12 november 1920:
‘Woensdag is het dan geschied. De vergadering der Tweede Kamer der Staten Generaal heeft zonder hoofdelijke stemming het wetsontwerp tot uitbreiding van Amsterdams grondgebied, aangenomen….’
Dat dit zonder hoofdelijke stemming geschiedde, heeft bij sommigen de indruk gewekt als zou er eensgezindheid in de Kamer geheerst hebben ten aanzien van dit ontwerp. Dit is echter onjuist. Want toen de amendementen van de heer Colijn, de burgemeester van Nieuwer-Amstel, waarbij wijziging ten aanzien van de grenzen zijner gemeente werd voorgesteld, verworpen waren, toen alle pogingen van de heer Snoeck Henkemans om het ontwerp aangehouden te krijgen, mislukten en ook zijn amendement inzake Sloten geen kans van slagen had … ja, toen had het geen praktisch nut meer een stemming uit te lokken zullen vermoedelijk deze afgevaardigden hebben gedacht, en zodoende werd het ontwerp zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Watergraafsmeer had liever een stemming gewild. Bij het afdelingsonderzoek waren velen er tegen die thans vóór stemden. Het amendement Colijn werd verworpen van 35 tegen 32 stemmen. ’t Scheelde dus maar weinig of Watergraafsmeer was nu niet geannexeerd. Donderdag 4 november hadden de afgevaardigden ener commissie uit de Watergraafsmeerse burgerij nog een onderhoud met de Secretaris Generaal van de Minister van Binnenlandse Zaken, Mr. Kan.
Perssucces van Burgemeester Tellegen!
In de loop van dit onderhoud verklaarde de Secr. Gen. dat, hoewel het stadium waarin de zaak verkeerde, een wijziging van de zijde van de Minister zeer moeilijk maakte, de volgende oplossing nog mogelijk was. Indien een der voorgestelde amendementen aangenomen werd, zou het wetsontwerp teruggenomen kunnen worden, en zou in dit geval de gelegenheid geboden kunnen worden, de Secr. Gen. nader te bezoeken om de Watergraafsmeerse belangen te bepleiten. De minister had zich in de voorafgaande week tegenover de heer Colijn in tegemoetkomende zin uitgelaten. Doch burgemeester Tellegen belegde een vergadering ten stadhuize, waar alle kamerleden genodigd werden, die voor Amsterdam in de Kamer zitting hadden. En op die vergadering is het pleit beslecht. Daar hebben de afgevaardigden de les meegekregen tegen de amendementen van Colijn te stemmen en als trouwe Amsterdamse afgevaardigden hebben zij zich, van Haazevoet tot Wijnkoop, aan dit parool gehouden. Het is dan ook een perssucces van Burgemeester Tellegen!
Op de Oudejaarsavond van 1920 op 1921 sloeg het stervensuur
De tijding van het Kamerbesluit heeft in Watergraafsmeer een stille ontroering gewekt. Men had nog gehoopt dat de eigen kring onaangetast zou blijven, dat het oude Watergraafsmeer ontkomen zou. Maar het zo lang dreigende zwaard viel. Voor Watergraafsmeer sloeg op de Oudejaarsavond van 1920 op 1921 het stervensuur.

De laatste – historische – Raadszitting
Het is te begrijpen dat vele Meerbewoners de laatste – historische – Raadszitting wilden bijwonen. Voor een dichtbezette publieke tribune werd deze vergadering gehouden in het Raadhuis aan de Linnaeuskade op 31 december 1920. Burgemeester J.W. de Wit fungeerde toen voor de laatste maal als voorzitter van het College, dat zoveel jaren over het wel en wee van de Meer heeft beschikt. Curiositeitshalve nemen we hier het verslag van deze ‘dramatische’ vergadering, zoals een buurtblad het uitdrukte, over:
‘De begrotingen over 1921 werden zonder debat en zonder stemming goedgekeurd. Bij de rondvraag zei de heer Veraart het te betreuren, dat de burgemeester toestemming had gegeven om ’s avonds de gemeente te begraven en aan die plechtigheid een optocht te verbinden. De voorzitter antwoordde dat iets dergelijks ook geschied was bij de annexatie van Woensel bij Eindhoven. Hij achtte de begrafenis niet in strijd met de goede zeden en geloofde, dat, waar de leiding bij een raadslid berustte, er alle reden was om aan te nemen, dat alles ordelijk zou verlopen.
Het oudste raadslid Ankersmit sprak over de aangename herinneringen
Hierna was het woord aan de heer Ankersmit. Als oudste raadslid sprak hij over de aangename herinneringen aan de goede omgangsvormen, welke steeds in de Raad hadden geheerst. Er was vaak scherpe strijd gevoerd, maar dat geschiedde steeds op hoffelijke bescheiden wijze. Spreker gevoelde zich verplicht dank te zeggen voor de persoonlijke welwillendheid welke de leden, ondanks politieke verschillen, steeds elkaar betoonden. Ook bracht hij dank aan de burgemeester, die steeds krachtig en onpartijdig de Raad heeft geleid. De burgemeester was sprekers politieke tegenstander, maar als voorzitter heeft hij zich steeds boven de politiek weten te stellen. Voorts wijdde spreker waarderende woorden aan de oud-secretaris de heer Van Amstel. Sprekende als voorzitter van de Sociaal Democratische fractie, schetste spreker de ontwikkeling der gemeente in de laatste jaren, sinds er socialistische raadsleden waren. De opbrengst van de hoofdelijke aanslag was gestegen van ƒ 25000 tot ƒ 300.000, de salarissen waren omhoog gegaan, er werden betere scholen gebouwd, er kwam een watervoorziening en een muntgasleiding, allemaal dingen die Watergraafsmeer tot een moderne gemeente hebben gemaakt, zowel voor de gegoeden als voor de minder gesitueerden. Sprekend als voorstander van de annexatie achtte hij het in het belang van een kleine gemeente als zij opging in een grotere. De meerderheid der arbeidenden en ook vele modern denkenden waren van hetzelfde gevoelen. Zij zullen niet met weemoed, maar met voldoening overgaan tot Amsterdam.
Een motie om de optocht niet te laten doorgaan
De heer de Vries kwam nog eens terug op de begrafenis der gemeente. Hij stelde een motie voor, waarin de wenselijkheid werd uitgesproken, dat de optocht niet zou doorgaan. De heren de Ridder en Luberti verklaarden met deze motie in te stemmen. Zij werd in stemming gebracht en aangenomen met één stem (die van de heer Bethlehem) tegen. De heer Korff zei zich in hoofdzaak bij de woorden van de heer Ankersmit te kunnen aansluiten, speciaal wat diens hulde aan de burgemeester betrof. Echter ontkende hij dat het uitsluitend de S.D.A.P. geweest was, welke de gemeente vooruit heeft gebracht. De heer de Ridder uitte zich op dergelijke wijze en zei tevens de annexatie te betreuren. Hij geloofde dat spoedig veel inwoners met smart zouden voelen dat ze bij Amsterdam hoorden. De heer Versloot: “Als je ’t aanslagbiljet maar thuis krijgt!” De heer Luberti: “Een christelijke reden”.
De bewoners zullen hun burgervader steeds dankbaar herdenken
De heer de Vries besprak de belangen der Watergraafsmeerders en hoopte, dat zij een krachtige buurtvereniging zouden oprichten, los van alle partijgeschillen. Ook de heer Schmedes sprak als oudste wethouder, de voorzitter toe. Hij memoreerde de goede medewerking welke de wethouders steeds van de burgemeester hadden ondervonden, en bracht hulde aan diens ijver. De bewoners van Watergraafsmeer zullen hun burgervader steeds dankbaar herdenken. Spreker drukte de voorzitter bij die woorden de hand.
De voorzitter sprak daarna een slotwoord. Hij uitte zijn voldoening over de vele vriendschap van wethouders en raadsleden ondervonden. Hij had ruim 21 jaren het burgemeesterschap vervuld en was ervan overtuigd een goed beheerde gemeente te kunnen overdragen. “Daarvoor komt”, aldus burgemeester de Wit “de dank in de eerste plaats aan de Raad, vervolgens aan de wethouders en in de laatste plaats aan de voorzitter”. Spreker bracht dank aan de wethouders en raadsleden, aan de secretaris de heer Seydses, aan de vorige secretaris de heer Van Amstel en aan het personeel der gemeente, zowel op het Raadhuis, als bij de politie, speciaal aan de inspecteur Biere. Wat tenslotte het werkliedenpersoneel betrof, daarop kon de gemeente trots zijn. En nu is het einde van Watergraafsmeer gekomen. Sprekers taak is afgedaan. Hij beval zich in de herinnering der heren aan en sloot met hamerslag de laatste raadszitting”. Daarna werd nog een foto gemaakt, welke historische foto van een der toen aanwezige raadsleden, de heer Den Ridder, ter reproductie voor dit boek verkregen werd.

De uitvaart is toch doorgegaan
Hoewel er over een plechtige begrafenis van Watergraafsmeer van verschillende zijden afkeuring was uitgesproken is de uitvaart toch doorgegaan. Het eigenaardige was dat men de Meer ging begraven voordat zij overleden was. Want om 12 uur behoorde zij wettelijk de laatste adem uit te blazen en om 12 uur werd de rouwstoet opgesteld. Dit gebeurde voor het café van het gemeenteraadslid H. Bethlehem die de leiding van de optocht had. Van zijn huis, aan de Ringdijk, droegen een zestal in het zwart gestoken dragers een baar waarop een kistje stond, hetwelk het overleden Watergraafsmeer moest symboliseren. Voorafgegaan door een viertal fakkeldragers, een als ouderwets aanspreker geklede voorloper en een trommelslager, die op de met rouwfloers overdekte trom sloeg, ging het langzaam langs de Ringdijk naar het Rechthuis, waar even stil gehouden werd en vervolgens de Middenweg op tot Frankendael. Daar keerde de stoet, hield stil voor het huis van Burgemeester de Wit, die zich echter niet liet zien en na een tocht door de Wetbuurt arriveerde de lijkstoet op het terrein waar de Meer begraven zou worden. Deze begraafplaats bevond zich op een stuk land aan de Ringdijk aan het einde van de tegenwoordige Nobelweg.
Een gedenkplaat met de tekst: ‘In dankbare herinnering aan ons geliefd Watergraafsmeer.’
Tegen 12 uur werd dit half onder water liggende weiland bereikt, waar het kistje in de grond gelaten werd. Er werden een drietal kransen neergelegd en de heren Bethlehem en Nieszen voerden het woord. Tenslotte plaatste men op het graf een gedenkplaat die de volgende woorden vermeldde: ‘In dankbare herinnering aan ons geliefd Watergraafsmeer’. De orde werd gehandhaafd door politie en marechaussée, onder leiding van de heren J. Biere en J.F. de Groot, resp. inspecteur en adjunct-inspecteur van politie. Het had oorspronkelijk in de bedoeling gelegen dat de Muziekvereeniging van Watergraafsmeer treurmuziek ten gehore zou brengen. Maar aangezien dergelijke muziek niet op haar repertoire voorkwam en ook omdat de tijd van voorbereiding te kort was om nog passende muziek te vinden, werden er hier en daar enkele ‘losse’ muzikanten gecharterd die voor treurmuziek zorgden.
Het is te begrijpen dat deze zonderlinge optocht geweldige belangstelling heeft getrokken en menige oud-Meerbewoner herinnert zich nog de natte voeten, welke hij op de bijkans geheel onder water staande ‘begraafplaats’ heeft gehaald.
Bron: Watergraafsmeer, eens een parel aan de kroon van Amsterdam – J.H. Kruizinga



Veldwachter Jaap Knol deed het licht uit