Bron: onsamsterdam.nl
Auteur: Jessica Voeten – Het volledige artikel is geplaatst in het decembernummer (nummer 12) van Ons Amsterdam en staat in verkorte vorm op de website van genoemd blad onder de titel Erfenis van een oude moord
Foto’s: Hans Pijst
De gewelddadige dood van de gescheiden Feikje de Haan, moeder van twee kinderen, ging in december 1917 als een schok door de Spaarndammerbuurt. Haar achterkleinzoon ging op onderzoek uit na de vondst van een koekblik vol foto’s en documenten.

Haar achterkleinzoon Hans Pijst trof de foto’s aan in een koekblik uit de nalatenschap van zijn grootmoeder. Een van de foto’s is van 20 mei 1912, de jarige Feikje is omringd door boeketten. Ze woonde toen sinds een halfjaar op de Hogeweg in de Watergraafsmeer. ‘Zij was op ’t gebied der liefde vrije begrippen toegedaan en deze stelden haar in staat een groot huis in die gemeente te bewonen,’ heette het naderhand.
Het fotoalbum toont een mooie, volslanke vrouw met een zachte blik onder een donkere haardos. In de ateliers van Geveke aan het Sarphatipark, Lukera op de Ceintuurbaan en Labohm op de Nassaukade liet ze zich in de jaren tien van de twintigste eeuw geregeld portretteren. Telkens gaat ze zorgvuldig en modieus gekleed. Op één foto draagt ze een kanten kapje met oorijzers, een verwijzing naar haar Friese afkomst. Feikje de Haan heette ze, geboren in Leeuwarden op 20 mei 1881. Ze was pas 36 toen ze in de Amsterdamse Spaarndammerstraat op 15 december 1917 met messteken om het leven werd gebracht.
Huis met bedienden
In 1899 raakte Feikje zwanger. Het jongetje kreeg haar achternaam, tot ze in maart 1901 trouwde met een diamantslijper. Dochter Leeuwke volgde in november 1903. Het huwelijk eindigde in 1905 – echtscheiding ‘op grond van overspel van de gedaagde’, van Feikje. Al die tijd bleven de opeenvolgende adressen – ook die van haar ouders, bij wie ze met haar kinderen introk – eenvoudig, geschikt voor de arbeidersklasse.
‘Aan mijn lieve goede Gerard van zijn Feikje,’ schreef ze achterop de foto uit 1908 of 1909 van haarzelf met haar dochter. Hoe ze de Haarlemse advocaat Gerard Feits ontmoette, is onbekend. Hij was een Friese burgermeesterzoon, curator bij faillissementen en verdedigde af en toe cliënten uit de onderklasse. Gefinancierd door hem en – denkt Pijst – mogelijk door anderen, betrok Feikje in 1911 een comfortabel ingericht huis, met bedienden, aan de Hogeweg 78 en ze zorgde ervoor dat haar dochter naar een gymnasium voor de gegoede burgerij ging.


Pijst woont zelf al jaren op de Hogeweg, waar het drama in februari 1914 een aanvang nam. Op het ijs ontmoette Feikje de dertien jaar jongere scheepskok Wilhelm Smit, die in haar ban raakte en weleens bleef logeren. Toen ze tijdens een ruzie op straat te kennen gaf dat hij niet langer welkom was, schoot hij op haar. ‘Moordaanslag te Watergraafsmeer’, kopten de kranten boven verlekkerde verslagen. Feikje herstelde en Smit ging een jaar de gevangenis in.

Slagersfileermes
Een jaar later verhuisde Feikje naar de Spaarndammerstraat 112. Daar vliegt Smit haar op 15 december 1917 aan. Feikjes verlamde moeder is vanaf haar bed getuige en schreeuwt het uit, net als Gerard Feits. Hij snelt dadelijk toe, probeert de twee te scheiden. Dan pas ziet hij het mes en het bloed.
“Waar heeft hij je gestoken?” vraagt hij terwijl hij Feikje overeind helpt. “Overal,” zegt ze. Ze weet de trap af te strompelen, de straat op, terwijl Feits haar ondersteunt op weg naar de politiepost zes huizen verderop.
Later zal Feits voor de rechtbank vertellen hoe Feikje bloedde uit wonden in haar gezicht, nek, armen, borst en rug. Ze was buiten kennis toen ze het bureau werd binnengedragen. De dader had zich uit de voeten gemaakt. Op de trap vond de politie het bebloede, vlijmscherpe slagersfileermes.
De omstandigheden en de voorgeschiedenis van de moord kwamen tot in de kleinste details in de pers en leverden opnieuw kopij toen de dader in september 1918 voor de rechter kwam. Zowel uit de verslagen als uit het verloop van het proces blijkt dat niet de dader, maar het slachtoffer terechtstond: ‘Haar fout was dat zij speelde met mannen.’ De licht psychotische beklaagde was volgens de onderzoekende psychiaters onder invloed geraakt van ‘deze klaarblijkelijk verleidelijke perverse prostituee.’
Ook Smits advocaat François Pauwels bouwde een grimmig beeld van haar op. Het klinkt triest, concludeerde hij, ‘maar van één kant moeten wij blij zijn, dat geen jonge mannen, kinderen nog, opnieuw door deze buitengewone en gevaarlijke vrouw in het verderf worden gestort’.
Het Openbaar Ministerie zag het gedrag van de vrouw als verzachtende omstandigheid en eiste vier jaar. Uiteindelijk werd Smit voor doodslag veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf.


Moordaanslag aan de Middenweg 21 februari 1914
Sorry, natuurlijk is het niet mijn verhaal. Dat pretendeer ik ook helemaal niet. Ik heb het alleen maar geplaatst. Ik heb uw naam er inmiddels bij gezet. Er stond al dat het uit Ons Amsterdam kwam. Toevallig hadden wij over dit gebeuren een oud krantenartikel, vandaar dat het onze interesse opwekte. Hartelijk dank. En nogmaals excuses.