31 december 1880 – 31 december 1938
Door: Jo Haen (1939) Geboren in Purmerend. Woont sinds 1963 in de Watergraafsmeer. Samen met Ron de Wit beheer ik deze website. Ik schrijf verhalen, interview mensen in de WGM en organiseer verhalenwandelingen.

Van 1881 tot 1939 reed de Gooische Stoomtram vanaf het Weesperpoortstation aan het Rhijnspoorplein door Amsterdam Oost en Watergraafsmeer (tot 1921 een zelfstandige gemeente). Het eindpunt was Huizen in het Gooi.Reden voor de aanleg was het feit dat ondanks de aanleg van de Oosterspoorweg Amsterdam – Hilversum – Amersfoort niet alle plaatsen in het Gooi bereikt werden. Met de tram werden zowel personen als goederen vervoerd.
Het hoofdkantoor bevond zich op de Middenweg. Achter dit pand bevond zich de remise. Bij het Weesperpoortstation had de Gooische een eigen tramstation. Met aan weerszijden een aankomst- c.q. vertrekspoor met elk een eigen omloopspoor, in totaal dus 4 sporen. Maar al ter hoogte van de Tilanusstraat was hiervan nog maar één enkelspoor over. Na het passeren van de overweg bij de 1e Oosterparkstraat volgde er een ruime boog, langs de achterzijde van de huizen aan de Vrolikstraat. Een boog die we nog steeds terug kunnen vinden in het laatste stuk van de Vrolikstraat, als tastbare herinnering van de sporendriehoek uit de tijd van het voormalige Weesperpoortstation.

Foto: Beeldbank Amsterdam Alle rechten voorbehouden

Links het Weesperpoortstation (gesloten op 15-10-1939) en op de achtergrond het station van de Gooische Tramweg Maatschappij – 1936 – Foto; Beeldbank Amsterdam – Alle rechten voorbehouden
Net voorbij de Eikenweg begon dan de wisselplaats vóór de overweg aan de Linnaeusstraat. De overwegwachter zorgde voor de beveiliging van de spoor/tramkruising en, na het draaien van het paarse bord, kon de tram voorzichtig oversteken om de wisselplaats in de Linnaeusstraat te bereiken. Het resterende stuk van de Linnaeusstraat was in feite één langgerekte wisselplaats, een dubbelsporig traject, in het midden van de straat.


Over een enkelspoor rijden we de Oetewalerbrug over de Ringvaart de Watergraafsmeer in. De eerstvolgende halte is nu bij de Hoogeweg, nabij de remise en het hoofdkantoor.
In het gebouw van het Hoofdkantoor (dit gebouw is er nog steeds, heeft nu een woonfunctie) woonde op de bovenverdieping onderdirecteur G. Jüngeling. In de gebouwen erachter, de voormalige remise, zijn de rails en (dichtgemaakte) werkputten nog voorhanden. Er is een houten vloer overheen gelegd, maar desondanks zijn er nog stukken rails tastbaar aanwezig.
De Gooische reed langs de noordkant van de weg, later werd de baan verlegd naar het midden van de straat.
In de volksmond werd de tram de Gooische Moordenaar genoemd vanwege de vele ongevallen die in totaal aan 117 mensen het leven kostten. Een van de oorzaken zou zijn geweest dat op de locomotief een en dezelfde man machinist en stoker tegelijk moest zijn. Het grootste ongeval in de Nederlandse tramgeschiedenis vond plaats in 1927, toen twee stoomtrams op de Naarderstraat te Laren frontaal botsten met vier doden en talloze gewonden als gevolg.
In 1939 namen bussen de verbinding tussen Amsterdam en Naarden over en verdween de Gooische uit Amsterdam. In 1958 verdween het laatste lijngedeelte van de Gooische stoomtram.
Van de Gooische Stoomtram zijn één Henschel-stoomtramloc en twee rijtuigen gerestaureerd en rijvaardig aanwezig bij de Museumstoomtram Hoorn-Medemblik, waar dit materieel regelmatig in de museumdienst wordt ingezet.

Foto: Beeldbank Amsterdam Alle rechten voorbehouden

Foto: Beeldbank Amsterdam Alle rechten voorbehouden


Foto: Beeldbank Amsterdam Alle rechten voorbehouden

Foto: Beeldbank Amsterdam Alle rechten voorbehouden

Foto: Beeldbank Amsterdam Alle rechten voorbehouden





In het boekje Algemeene Politie-verordening voor de gemeente Watergraafsmeer uit 1890 staan de volgende voorschriften voor het rijden op de tram:
78. Het is verboden, zoolang de stoomtram niet stilstaat, de wagens te verlaten, er af of op te springen. Het plaatsnemen op of in de wagens is verboden, zoolang de passagiers, die willen uitstijgen, deze niet verlaten hebben.
Art. 80 – Het is verboden uit de locomotieven der stoomtram in de kom der gemeente, rook of stoom te doen ontsnappen, vonken uit te werpen of te laten vallen.
Art. 81. – In de bebouwde kom der gemeente zal de stoomtram steeds minstens tien en hoogstens twintig passen moeten worden vóórafgegaan door een manspersoon, boven den leeftijd van zestien jaren, voorzien van een roode vlag of lichtgevende lantaarn, (dit laatste tusschen zonsonder- en zonsopgang ten einde een ieder te waarschuwen, dat de tram in aantocht is.
Je hoed of je leven!
John Haen
Gooische moordenaar rijdt weer (1967)
Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid
Naast het vervoeren van mensen was de Gooische moordenaar ook een bijzonder gevaarlijk voertuig. De locomotief uit 1921 van de Gooische stoomtram heeft helaas zijn naam vaak eer aan gedaan, maar maakte als uitzondering toch nog een rit van Delft via Den Hoorn en van Westerlee naar Naaldwijk.
(Polygoon, 1967)
Leuk filmpje!
https://fb.watch/7TgOWt4kvl/
Dienstregeling Gooische Moordenaar
Dienstregeling Gooische Stoomtram .
Bron: Pierre de Boer Alle rechten voorbehouden
Het toilet
Op het lange terrein van de remise aan de Middenweg in de Watergraafsmeer stond achter de sintelkuil een toilet. Het was een eenvoudig houten hokje met een deurtje ervoor. Op ooghoogte (als je erop zat) was een klein kijkgaatje in de deur gemaakt, waardoor je het voorliggende terrein kon bekijken. Twee rangeersporen liepen links en rechts van de slakkenkuil tot vlak voor de plee. Door dat gaatje kijkend, zag de wereld er toch anders uit dan normaal.
Er werden wel eens wagens gerangeerd, die dan door de lok op die sporen werden geduwd. Dan leek het vanuit het toilet alsof ze dwars door je heen zouden rijden. Dat is ook één keer gebeurd. Toen lag het hele toilet met pot en al in één van de achtertuinen van de Linnaeusparkweg. Gelukkig zat er toen niemand op.
Nu hadden ze van de onderkant van het deurtje zo’n 20 cm. afgezaagd zodat je altijd kon zien of er iemand op zat. Zijn schoenen zag je onder de deur door. Er werkte bij de tram een smid-bankwerker, een oudere man, die door ons Ome Bertus werd genoemd. Hij had de vaste gewoonte om tegen half zes, voordat we naar huis gingen, nog even naar de wc te gaan. Daarna moest hij rennen om bij het Muiderpoortstation zijn trein naar Haarlem te halen, waar hij woonde.
Omdat we nooit vies waren van een geintje, hebben we op een dag een paar ouwe werkschoenen met twee stokken erin en een paar sokken erover voor de pot gezet. We waren klaar met het werk en we stonden allemaal om een hoekje te kijken. Ome Bertus liep voor het huisje te draaien en op zijn horloge te kijken. Die ‘andere’ vent kwam maar niet van de doos af. Hij had niet het benul om het deurtje open te doen of om te vragen of hij op wilde schieten. En toen de nood het hoogst was deed hij het in zijn broek. En zijn trein was weg. Hij heeft nooit geweten wie hem dat geleverd had. We durfden het geen allen te zeggen. Hij zal thuis van moeder wel flink op zijn kop hebben gekregen dat hij te laat was.
Op een dag zaten we tussen de middag ons brood te eten tegen de muur van de smederij, toen er weer eens iemand naar de doos ging. De reservelok was bezig een goederenwagen te rangeren. Je kon die man op de doos zien zitten, met zijn bretels op zijn schoenen. Aan de voorkant van de pot zat een soort trechter met een dop erop, waardoor bij verstopping de zaak doorgestoken kon worden. De machinist gaf de wagen een flinke zet en de man op de doos zag door het gaatje die wagen recht op zich afkomen. En met de herinnering aan die aanrijding smeet hij de deur open en vloog van de pot af om weg te rennen.
Maar zijn bretels bleven achter de trechter haken en als door een katapult afgeschoten vloog hij weer terug op de pot, luid krijsend dat zijn laatste uur was geslagen. Maar er stond een remslof op de rails en er gebeurde niets. We hebben er natuurlijk ontzettend om gelachen.
Je moest altijd op je hoede zijn want we namen elkaar vaak te grazen. Er kwam een nieuwe jongen in de werkplaats. Hij zette zijn trommeltje met brood op de werkbank. Toen hij even weg liep, haalden we het brood eruit en timmerden het trommeltje met twee draadnagels aan de werkbank vast. Brood er weer in en het deksel erop. Om twaalf uur wilde hij vlug even zijn trommeltje pakken. Dat lukte dus niet. Wij hadden weer schik!!!
Maarten Vermeulen
Bron: Daar reed toen de Gooische
Brand in rijtuig 50
De MAN-rijtuigen hadden onder de wagenbak een kolenkacheltje, dat van buitenaf werd gestookt met fijne anthraciet voor de verwarming. In Amsterdam WP moest olieman Chris Pruimesap ze bijvullen met kleine rieten mandjes met kolen. Vlak voor de brandstofloods stonden overdag altijd een paar bijwagens om tijdens de spits te worden aangehaakt. In de stille uren reden de motorwagens meestal alleen.
Chris had op een koude winterdag de Rosekachel van rijtuig 50 flink opgestookt en ging op een bank liggen slapen met de deuren dicht. Overdag, als de motorwagens waren volgetankt, had hij weinig te doen en die bijwagens recht tegenover de loods waren een grote verleiding voor hem. De schoorsteen van het kacheltje liep tussen de wand en de binnenbetimmering door naar het dak.
Door de hitte ging de betimmering schroeien en plotseling stond het rijtuig in brand. Chris schrok wakker en probeerde de zaak te blussen, maar de brandweer moest eraan te pas komen. De wagen was flink beschadigd door rook en vuur. Hij is in de werkplaats in Hilversum weer opgeknapt. De rookafvoer werd beter geïsoleerd.
De andere MAN-rijtuigen werden ook onder handen genomen, zodat de kacheltjes geen brand meer konden veroorzaken. Kees kreeg een flinke uitbrander van de onderdirecteur. De verwarming van de grote motorwagens was aangesloten op het koelwater van de motor. Dat functioneerde beter in de zomer dan in de winter, vooral als ze de verwarming vergaten uit te zetten. ’s Winters was het altijd koud in de tram. Er kwam een firma, die een maand mocht experimenteren met motorwagen 18. De verwarming werd omgebouwd op olie, dat werkte ook voor geen cent en na die maand werd de zaak weer teruggebouwd naar de oude toestand. Dat bleef zo tot het einde van de tramdienst.
Arie Geerding
Bron: Daar reed toen de Gooische
Bokkingkoppen
De onderdirecteur, de heer Jungeling, door ons ‘De Stale’ genoemd, vanwege zijn rechte rijzige gestalte, stuurde me op een dag naar de wisselplaats achter de Vrolikstraat in Amsterdam, net voorbij de spoorkruising bij de Linnaeusstraat, om een wissel na te kijken. Die wissel zat vast en zou wel eens een ontsporing kunnen veroorzaken. Het waren klapwissels, die opengereden moesten worden en door een veer en contragewicht weer dichtvielen. Toen ik de zware gietijzeren dekplaat eraf nam, bleek er een rat tussen te zitten, waardoor de wissel niet mooi terugviel. Terwijl ik de boel schoonmaakte en smeerde, kreeg ik een klap in mijn nek en de geur van gerookte vis in mijn neus.
Wat bleek: iemand had een stel bokkingkoppen van het balkon van een van de huizen in de Vrolikstraat naar beneden gegooid, precies in mijn nek!
Ik stonk een uur in de wind, maar van de dader(es) geen spoor te bekennen, de viezerik!! Tot overmaat van ramp kwam mijn duim nog tussen de deksel van het wissel, zodat ik een blauwe en pijnlijke nagel had. Terug in de werkplaats aan de Middenweg heb ik die duim even in een bak met lijnolie gestopt bij de schilders en de volgende dag was de pijn weg.
Jopie Boom
Bron: Daar reed toen de Gooische
AJAX
Als Ajax op zondag een thuiswedstrijd speelde, kwamen de supporters van heinde en verre om vanaf het Rhijnspoorplein met de Gooische naar het Ajax-station in de Meer te gaan. De rij wachtenden was zo lang, dat de mensen op de Mauritskade tot aan de Amstelbrouwerij stonden. Ze moesten allemaal mee.
Als we dan met een overvolle tram vertrokken moest ik ervoor zorgen dat iedereen een kaartje had voordat we bij het stadion waren. Dat was keihard werken voor mij. Ik sprak met de machinist af, dat hij niet te hard reed en bij iedere halte iets langer wachtte.
Een rit kostte een dubbeltje, wat niet veel was, maar ieder dubbeltje was nodig om het bedrijf draaiende te houden en te zorgen dat wij werk hadden en hielden. Als ik iedereen van kaartjes had voorzien gaf ik een seintje en dan kon de machinist weer harder rijden.
Jopie Boom
Bron: Daar reed toen de Gooische
L.s.
Graag wijs ik u op de vernieuwde site over de Gooische Stoomtram. De site is te vinden op https://gooisestoomtram.jouwweb.nl
Met vriendelijke groet, Hans de Sain
Gooische Stoomtram – Uitnodiging voor de opening in 1881
Bron: John Haen
Gooische Tramweg – Verklaring
Bron: John Haen