Bron: onsamsterdam.nl
Hij werd er geboren, voetbalde er op straat, ventte er melk en piste er in de dakgoot. Zestien jaar zou Maarten Spanjer (1953) blijven wonen in de Retiefstraat 25-II. “De kleintjes sliepen bij vader en moeder, daarna was het doorschuiven in een reeks stapelbedden,” vat hij de woonlogistiek samen van het tienkoppige katholieke gezin van agent Spanjer op de krappe bovenwoning. Elke dag liep naar de Liduinaschool op de Linnaeushof in Watergraafsmeer. “Zodra je op de Middenweg was, voelde het alsof de mensen zagen dat je van de overkant van het water was.”
“Waar zijn al die kleine middenstanders gebleven?” Maarten Spanjer is nog maar net aan komen fietsen in de Retiefstraat of hij verhaalt over de verdwenen buurtzaken. De Spar op nummer 31, waar hij als jongste telg van het grote katholieke gezin met engelenogen boodschappen moest halen op de pof. “Mijn moeder moest de schuld zelf bijhouden in een kasboek. Zo groot was het vertrouwen destijds. Onvoorstelbaar.” Verdwenen is ook dameskapsalon Schaap op nummer 21, destijds de pleisterplaats voor alle huisvrouwen uit de buurt. “Die kapper was ook model in damesbladen, meestal van scheepstruien, en dus in de ogen van zijn klanten een soort ideale man.”
In de tegenover zijn geboortehuis liggende Hertzogstraat werd gevoetbald. “Hoogtepunt van de dag was de thuiskomst van de op de hoek wonende ajacied Co Prins.” Voetbal was al vroeg alles voor Spanjer, die later nog onder contract zou komen van FC Amsterdam en furore zou maken op de televisie als het Miskend Talent en voetbalombudsman Drs. Vijfje. Spannend was ook het ophalen van ballen die over het spoor werden geschoten. “Dan moest je de Oosterparkbuurt in, en met de kinderen daar voerden we in de winter bikkelharde kerstboomgevechten.” In het weekeind togen de voetballertjes via het Oeterwalerpad naar de etalage van de sigarenwinkel van Sjaak Swart in de Pontanusstraat voor het laatste nieuws over de toestanden van de voetbalvelden. “Als je halverwege dat drollenpad al groepjes jongens met neergeslagen hoofden tegenkwam, wist je al dat alles was afgelast.”
Als Spanjer de Retiefstraat uitloopt op weg naar de Linnaeushof bekijkt hij in de portieken de naamsbordjes. “Ik had hier na schooltijd een melkwijk. Aan de overkant woonde het eerste Molukse gezin in Amsterdam. Die deden de was in de dakgoot. Dat vonden wij toch vreemd!” Logisch, als je zelf met je oudere broer de dakgoot bij gebrek aan een toilet op de zolderverdieping gebruikt als urinoir. “En onze vader bij het knutselen op zolder maar steeds mopperen over die vreemde penetrante lucht.”
In de politiecel
Bij de Retiefstraat hoek Cilliersstraat haalt hij zijn in 1986 verschenen debuut Eigen schuld onder de snelbinder vandaan. Met luide stem draagt hij de passage voor over de harde sanering “minstens zo ingrijpend als destijds de drooglegging van Chicago” van de oude vertrouwde melkboeren uit de wijk. Een door het productschap Sterovita getroffen melkboer in de Cilliersstraat raakte aan de drank, verloor de levering van verse zuivelproducten en kreeg ook nog eens van Spanjer een fictieve megaorder melk en kaas voor een bejaardentehuis. “Hulpeloos staarde de vrouw naar de lege winkelrekken toen ik met een uitgestreken gezicht de monsterbestelling plaatste.”
In de Linnaeusstraat werpt hij een blik op het voormalige politiebureau aan de overkant. “Daar heb ik heel vaak in de cel gezeten als we weer waren opgepakt voor voetballen op straat.” En terwijl de rest na een tijdje naar huis mocht, moest de politiezoon altijd nog even blijven zitten.
“Zodra je op de Middenweg was, voelde het alsof de mensen zagen dat je van de overkant van het water was,” zegt Spanjer bij het oversteken van de Oeterwalerbrug richting Middenweg. “De Watergraafsmeer was toch een beetje een chique buurt.” Samen met een lotgenoot uit de Vrolikstraat nam hij geregeld wraak op Theo ‘Jumbo’ Proeskie, de dikke zoon van de speelgoedwinkelier in de Wakkerstraat. “Dan duwden we hem in het stinkende afval van de schillenboer.” In de voormalige bioscoop, nu damesmodezaak M&S, zag hij talrijke westerns en vooral films met vrouwen erin. “Anderhalf uur waande ik mij in verre landen met ritselende palmbomen tussen mijn filmstervriendinnen die de godganse dag halfbloot rondliepen.” De kaartjes betaalde Spanjer, als hij stiekem onder de kassa van “het dikke mens met de suikerspin” glipte, met de opbrengst van bij de tegenoverliggende snackbar Oor ingeleverde statiegeldflesjes die hij in het Ajaxstadion verzamelde. “Achteraf belachelijk dat ome Bertus die flesjes van ons innam tegen een gereduceerd tarief!”
Korte rokjes
“Hier woonden toch vooral doktoren en professoren en zo,” herinnert Spanjer zich op de Hogeweg. Het gezin van dokter Jacobs op de Linnaeusparkweg maakte destijds diepe indruk. “Die kinderen speelden na schooltijd op zolder in vol ornaat hele missen na in een heus kerkje. Heel apart!” Via de onderdoorgang naar de Linnaeusdwarsstraat, die vroeger dood liep op een blinde muur, waar volgens Spanjer “heel wat meisjes tegen aan zijn gezet voor het uitwisselen van de eerste tongzoenen” en een groen omzoomd tuinpad doemt de Linnaeushof op. “Ik kreeg geen zakgeld en heb hier de gekste dingen gedaan voor geld dat mijn rijkere schoolgenoten hadden ingezameld. Zo heb ik eens naakt rond de kerk gelopen.”
Een schoolvriendje woonde in een van de huizen midden op de Linnaeushof. “Met een achtertuin die grensde aan de tennisbanen! Daar speelden dan van die chique dames van de Hogeweg met veel te korte rokjes aan…” Zodra de katholieke jongensschool Sint Liduina, waar ook de nonnen van het naastgelegen klooster lesgaven, uitging togen de jongens naar het Galileïplantsoen om te voetballen of naar De Meer voor het aanschouwen van een training van Ajax, waar Spanjer ooit een bal terugschoot tegen het achterhoofd van een woedende Rinus Michels.
De bovenmeester van de Sint Liduinaschool wilde Maarten Spanjer naar de mulo sturen. “Terwijl ik heel goed kon leren. Klasgenoten uit Watergraafsmeer die veel slechter waren, mochten naar de hbs. Mijn vader heeft moeten praten als Brugman voordat ik naar het Sint Nicolaaslyceum in Zuid kon. Het had alles te maken met het feit dat ik uit de Transvaalbuurt kwam.”
Leo F. jJacobs zegt
Hoewel ik van 1958 ben, herken ik vreselijk veel van al deze herinneringen.
Ad van Deudekom zegt
Leuk om het te lezen. Wij voetbalden op het Cilliersplein en liepen dezelfde route naar school, precies zoals het beschreven wordt. Boodschappen opschrijven was denk ik ook een tijdsbeeld. Mijn ouders, Jan en Tonny van Deudekom, hadden in de Retiefstraat de Spar. Is op enig moment overgenomen toen Jan vertegenwoordiger kon worden bij Anton Hunink vleeswaren. Toen zijn we verhuisd naar de Pretoriusstraat en uiteindelijk in 1959 naar Deventer ivm zijn werk.
Kitty van Hoppe Broeksteeg zegt
sorry maar de cilliersstraat had geen plein….ben er geboren en gewoond tot 1968
Anita Weller zegt
Nee was wel een plein tussen de Retiefstraat en de Tugalaweg in. Hertzogplein ?
Jan van der Meer zegt
Vond dit artikel in augustus 2019, 48 jaar nadat ik uit de Watergraafsmeer vertrok. Herkenbare verhalen van mijn (toen) vriendje Maarten uit de Retiefstraat, kwam daar vaak over de vloer. De Lidwina school, juffrouw Peschar, het vriendje op de Linnaeushof, Erik Olthof, onze huisarts Jakobs, hun zoon Michiel. Wij woonden toendertijd vlak bij hen op de Linnaeusparkweg. En ja de pesterijen met het zoontje van de speelgoedwinkel, Theo Proeskie, ja toen al.
Als kind gingen we vaak wandelen achter de Kruislaan, waar later de Jaap Edenbaan kwam, We legden centen op de treinrails om daarna de geplette muntjes weer terug te vinden.
De padvinderij op de Kruislaan