1945 – 2017
Door: Jan Dijk (1947) Jongste zoon van Ds J. Dijk, ex-huisarts in A’dam ZO.

Een brief aan mijnheer Dijkhuis
Je heet Dijk van je achternaam en hebt een huis nodig. Wat doe je dan? Wel, je schrijft een brief aan mijnheer Dijkhuis. Die had na de oorlog huurflats neergezet niet ver van waar ik in Amsterdam ben opgegroeid. Ooit had mijn oom de tandarts, ze waren jeugdvrienden, mij het hoekhuis aan de Finsenstraat aangewezen, dat Dijkhuis speciaal voor hem had laten ontwerpen; het kon dienen tot tandartswoning. Het was verspilde moeite geweest.

Zijn zoon wilde altijd nog iets terugdoen voor de familie
Er was in de jaren dat wij een woning nodig hadden nog gebrek aan woonruimte. We wilden geen bovenburen, of anders een tuintje. De Max Planckstraat leek mij wel wat. Altijd zon. Per kerende post kreeg ik antwoord. Voor ons jonge gezinnetje, mijn vrouw was Poolse en er was gezinsuitbreiding op komst, had hij een zonnige woning aan de Berthelotstraat beschikbaar helemaal boven, zonder lift. Het mooiste uitzicht van al over een groen sportpark. Geen kou doorlatende buitenzijmuur. We woonden overigens best goed, haast was niet geboden.
Vooraf kwamen ze onze woning even keuren. Wegens het geboorteland van mijn echtgenote?
Van mijn oeroude tante begreep ik jaren later hoe het zat met die vlotte beantwoording. Een benedenkamer in de vroegere burgemeesterswoning van het Groningse Midwolda, waarheen mijn opa als emeritus-predikant was teruggekeerd – lang daarvoor was hij daar dominee in actieve dienst geweest – heette in mijn jeugd de ‘burgemeesterkamer’. Ex-burgemeester Dijkhuis, weduwnaar, had er tot zijn dood om niet kunnen blijven inwonen. Ook daar in die jaren woningschaarste. Zijn zoon wilde altijd nog iets terugdoen voor de familie. Konden wij van profiteren. Doe ik nog.
‘Huisje Dijków’, staat op een Pools theeblad gekalligrafeerd.
De piano kon er op twee centimeter na niet in
We hadden vroeger een mooie piano, zo’n omgebouwde pianola met een zware aanslag; ik had er thuis een tijdje les op gehad. Moeder wilde ervan af. Maar doordat de bovenste trappen van het trappenhuis smaller zijn dan de lagere, kon die piano er op twee centimeter na niet in; ook niet via raam of balkon, rekenden pianoverhuizers tijdig voor mij uit. Ach, hoe lang blijven we hier wonen? Komt wel, dacht ik…
Een zelf getimmerde eettafel met bankje
Nu, ruim 40 jaar later, woon ik er nog. Verhuisangst. Erg veel veranderd is er binnen niet. Woon alleen, te midden van mijn boeken en al mijn muziek. Had een tijd inwoning uit verre buitenlanden. De ‘achterkamer’ is aan de straatkant, hoe vreemd het ook mag klinken; daar staan de boeken. In de voorkamer, de woonkamer, is die muziek. Wil niet pronken met boekenwijsheid in mijn woonkamer. Verder staan er een zelf getimmerde eettafel met bankje, een rechthoekige salontafel, een rode bank, grote stoelen (familiestukken), en een inmiddels platte tv. Een plankje voor de draaitafel is door Pino, het jong omgekomen enige kind van de schilderes van drie prachtschilderijen die samen met een aantal andere in de woonkamer hangen, direct bij aanvang kundig aan de muur bevestigd. Die schilderes had haar atelier aan de Galvanistraat. Op de grond in de ene kamer een Turks en in de andere een Marokkaans tapijt op lichtgekleurde vaste vloerbedekking. In een pseudo-gotische notenhouten altaarkast, waarbovenop allerlei voorwerpen overal vandaan, staat oma’s albasten neo-rococo pendule. Aan het plafond ooms zesarmige hanglamp. De Bruynzeelkeuken is een museumstuk. Dan hebt U een beeld.Ik heb genoeg te lezen en te luisteren om nooit meer naar buiten te hoeven.Al die jaren is het trappenhuis prima schoongehouden, mag ook wel eens gezegd.
Een uit Zweden afkomstige circusacrobate
Lange tijd woonde direct onder mij een voormalige, uit Zweden afkomstige, circusacrobate op leeftijd, nogal excentriek. We missen haar nog altijd. Al kon ze soms vreemd uit de hoek komen. En hoorde ze ‘s nachts bij de bovenbuurman (ik dus) geluiden die er dan niet waren; een draaiende wasmachine bijvoorbeeld. De politie liet ze ervoor komen.
Een straatfeest voor de lage helft van de straat
Een paar jaar geleden hadden we voor het allereerst een straatfeest aan de Berthelotstraat, een flatfeest, de lage helft van de straat. Dat krijg je met een nieuwe Siciliaanse (of eigenlijk Calabrese) buurman. Eindelijk leerden we elkaar als buren van belendende trappenhuizen eens wat beter kennen. De meesten kwamen. Ook een Ecuadoriaan, wist ik niet. En een operafanate. Die kende ik al wel. Had in het verleden wel eens leuk gekletst met een Braziliaanse die achter mijn woonkamermuur woonde. Ze genoot van mijn muziek, zei ze. Braziliaanse pianomuziek draaide ik daarom expres iets luider. Haar man genoot luidkeels van voetbal. Toen ze gingen verhuizen bekeek ik stiekem hun interieur op funda.nl – zag iets als een groot gloeilampschilderij. Was even voyeur.
We gingen tot ver na twaalven door
Een van de nieuwe bewoners in hun appartement stormde bij mij alle trappen op. Of ik alsjeblieft die muziek zachter kon zetten. Mensen zijn verschillend. Ze ontbraken op het straatfeestje. De alleroudsten juist niet. Bij zo’n gelegenheid ontdek je dat je beter uit je doppen had moeten kijken. We gingen tot ver na twaalven door. Vast niet aangenaam voor die nieuwelingen; ze waren immers binnen gebleven. Wij, de anderen, groeten elkaar nu en kennen elkaar van naam. Voor zover die avond aanwezig.
Word ouder, ben even ziek geweest. Er is sinds kort een traplift naar één hoog. Drie hoog kan niet, vertellen ze me. Moet ik dan ooit verhuizen? Trappen lopen is goed voor de mens. Goede buren zijn goud waard.
(De naam van de maker van de prachtschilderijen: Marjolein Muthert.)

Ik woonde in de Finsenstr.8 hs
Bij ons ging de traplift wel helemaal naar boven.
Wens iedereen in de watergraafsmeer heel veel woon plezier….