Door René van Eunen
Johannes Wilhelmus de Wit was van 1899 t/m 1920 de laatste burgemeester van de Watergraafsmeer. Onlangs werd zijn graf op De Nieuwe Ooster gerestaureerd.
Vroege jaren
De Wit’s wieg stond in het Gelderse Beesd, waar hij op 13 oktober 1860 werd geboren als zoon van dagloner Dirk de Wit en Alida van Zoelen. Zijn grootvaders waren eveneens dagloner. Hij trad niet in hun voetsporen. Toen De Wit in 1892 te Krommenie met de Amsterdamse weduwe Johanna Christina Buschman trouwde was hij van beroep gemeentesecretaris. Dat zal de opmaat geweest zijn tot zijn burgemeesterschap. Van het echtpaar De Wit werden in Krommenie twee dochters en een zoon geboren. Mevrouw de Wit-Buschman had uit haar eerdere huwelijk met Teunis Mand eveneens twee dochters en een zoon. Dit achtkoppige gezin nam in april 1900 zijn intrek in een prachtig huis, op Middenweg 73 (thans 63) in de Watergraafsmeer. Het jaar daarvoor was de vader des huizes namelijk geïnstalleerd als burgemeester van deze gemeente.
Annexatie
Al sinds het aantreden van De Wit als burgemeester, en zelfs daarvoor, was de gemeente Amsterdam van zins om de Watergraafsmeer te annexeren. Hij wist dus dat er een kans was dat hij zijn ambt niet lang zou uitoefenen. Meerdere malen maakten de burgemeester en wethouders van Amsterdam een annexatieplan. In 1908 werd een dergelijk plan door de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland afgewezen. Amsterdam bleef de druk echter opvoeren door steeds nieuwe plannen te maken, waarbij vooral het argument van de groei van het bewonersaantal van Amsterdam de doorslag moest geven. Doordat ambtelijke molens traag draaien en er nog wat hindernissen genomen moesten worden, zoals het aanleggen van riolering in de Watergraafsmeer, duurde het uiteindelijk nog tot 1 januari 1921 voordat de annexatie een feit was. Het burgemeesterschap van De Wit heeft eigenlijk altijd aan een zijden draad gehangen.
Een daadkrachtige burgemeester
Uit oude krantenberichten lijkt op te maken dat De Wit een daadkrachtig en sociaal bewogen mens was. Welke zaken speelden zich tijdens zijn ambtsperiode af, buiten de constante dreiging van annexatie? In 1914 was er gesteggel tussen De Wit en burgemeester Roëll van Amsterdam over de broodverordening. In 1916 had hij het aan de stok met burgemeester Bicker van Diemen, over de Distributiewet aangaande ‘Regeeringsbrood’. In 1918 sprak hij met de opperrabbijn van de ‘Nederlandsche Israëlietische hoofdsynagoge’ van Amsterdam over de distributie, waarbij er besloten werd dat aan de Joodse bevolking van de Watergraafsmeer zowel ritueel bereide eenheidsworst als vlees voor zieken en zwakken beschikbaar zou worden gesteld. En in datzelfde jaar weigerde De Wit een vergunning af te geven voor een vergadering met muziek van de S. D. A. P. op een terrein aan de Pauwenlaan. Want hij achtte bij een dusdanige openluchtbijeenkomst, onder de toenmalige omstandigheden, ordeverstoring niet uitgesloten. Dit zijn enkele voorbeelden van de problematiek waar De Wit (ruim) een eeuw geleden mee te maken kreeg.
Latere jaren
Op 31 december 1920 had de laatste raadsvergadering van de Watergraafsmeer plaats in het gemeentehuis op Linnaeusparkweg 20-22. De Wit lag zijn ambtsketen voorgoed neer. Hij vertrok in april 1921 met zijn vrouw naar Wiesbaden. Eind 1922 keerden zij naar de Watergraafsmeer terug en betrokken de woning op Bredeweg nr. 37. In 1925 overleed mevrouw de Wit-Buschman. De Wit hertrouwde in 1926 met Maria Hendrika de Ruijter Korver. Met haar woonde hij nog twee jaar in de woning aan de Bredeweg waarna zij naar Hilversum verhuisden. Daar overleed Johannes Wilhelmus de Wit op 3 maart 1937 op 76-jarige leeftijd. Hij keerde voor de laatste keer terug naar de Watergraafsmeer om te worden bijgezet in het familiegraf, bij zijn vrouw en stiefdochter, op De Nieuwe Ooster.
Een vervallen graf
Toen ik enkele jaren geleden het graf van burgemeester De Wit bezocht zag ik dat in het slechte staat verkeerde. De grafsteen was verzakt en op meerdere plekken gebroken en de namen erop waren onleesbaar geworden. Niet heel verwonderlijk; De Wit’s stiefdochter werd al in 1918 begraven en derhalve is het grafwerk nu een eeuw oud. Ik wilde dolgraag dat het graf gerestaureerd zou worden, maar ik zag toen geen mogelijkheid. Pas in 2017, toen Jo Haen en Ron de Wit samen met mij de Stichting Vrienden van Watergraafsmeer oprichtten, pakte ik dit idee weer op. Jo en Ron waren direct enthousiast en zo konden wij gaan beginnen aan ons eerste restauratieproject. Meer over burgemeester De Wit en de restauratie van de grafsteen vind u ►hier◄
Bij mijn eerste gesprek met Mischa Smeding van De Nieuwe Ooster kwam ik erachter dat het graf in 1992 al op de eigen monumentenlijst stond. De werkgroep Stenen Archief kijkt namelijk ieder jaar naar de graven waarvan de rechten zijn vervallen en welke er niet geruimd mogen worden. De Nieuwe Ooster draagt zorg voor het onderhoud van de ruim 600 graven op deze lijst maar er is niet altijd geld voor restauratie. De werkgroep Stenen Archief was dan ook blij met het initiatief van onze stichting en voorzag ons van de nodige deskundigheid.
Wij vroegen steenhouwerij Berkenhamer de restauratie te verrichten. Berkenhamer heeft fantastisch vakwerk afgeleverd. De grafsteen werd schoon gemaakt en weer keurig aan elkaar gezet en de belettering werd weer leesbaar gemaakt.
Op 22 november 2018. was het zover.
Jo Haen en schrijver dezes waren erbij toen de grafsteen op het graf werd teruggeplaatst. Een bijzonder moment. Samen met de andere partijen hebben we burgemeester De Wit weer een naam kunnen geven en aan de vergetelheid kunnen ontrukken. Een mooier eerbetoon is er denk ik niet.
Dit artikel verscheen eerder in #Dwars in 2018.
Geef een reactie