Erfgoed van de Week | In Betondorp begon de victorie
Bron: Gemeente Amsterdam
25 maart 2021
.
Op 24 maart was het 5 jaar geleden dat Johan Cruijff overleed. De legendarische voetballer groeide op in de Amsterdamse wijk Tuindorp Watergraafsmeer, beter bekend als Betondorp. Hier trapte hij zijn eerste balletje en leerde hij tijdens partijtjes straatvoetbal behendig en met gratie de tackles van zijn tegenstanders te ontwijken. In 1963 tekende Cruijff zijn eerste profcontract bij Ajax, dat het naburige stadion De Meer aan de andere kant van de Middenweg als thuishaven had. De rest is voetbalgeschiedenis: met Cruijff in de gelederen beleefde Ajax in de eerste helft van de jaren 70 van de vorige eeuw zijn grootste successen. Ook het Nederlands Elftal profiteerde in die jaren volop van de toverkunsten van de schriele Nummer 14 uit Betondorp. Aanleiding om dit bijzondere stukje Amsterdam eens nader onder de loep te nemen.
.
.
Het Betondorp van Cruijff
De op 25 april 1947 geboren Cruijff heeft met zijn familie op 2 verschillende adressen in Betondorp gewoond. Kort na de Tweede Wereldoorlog heerste daar een heel andere sfeer dan tegenwoordig. De indertijd nog tamelijk afgelegen, besloten wijk werd vrijwel uitsluitend bevolkt door arbeidersgezinnen en kleine middenstanders met socialistische denkbeelden of sympathieën. Dat was een rechtstreeks gevolg van het feit dat de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP) in de jaren 1923-1925 de drijvende kracht was geweest achter de stichting van de volgens de tuinstadgedachte ontworpen wijk. Betondorp telde destijds talrijke winkels voor dagelijkse boodschappen en andere voorzieningen, zoals scholen, een badhuis, een gemeenschapshuis en een openbare leeszaal. De meeste faciliteiten waren geconcentreerd rond de Brink, het dorpspleinachtige hart van de wijk. Overigens werden zowel kroegen als kerken aanvankelijk geweerd uit Betondorp: die pasten niet bij de sociaaldemocratische idealen.
.
.
Cruijffs eerste ouderlijk huis (hij werd geboren in het nabije Burgerziekenhuis in de Linnaeusstraat), niet ver van de Brink op de hoek van de Akkerstraat en de Tuinbouwstraat, is van oorsprong een winkelpand. Vader Cruijff verdiende de kost als groenteboer en aardappelhandelaar. Na diens voortijdig overlijden verhuisde Johan op 12-jarige leeftijd met zijn moeder en broer Henny naar de benedenwoning Weidestraat 37A. Naar school ging hij op de Zaaiersweg aan de rand van de wijk, waar in een nog altijd bestaand gebouw in Amsterdamse Schoolstijl uit 1926 de Groen van Prinstererschool gevestigd was. Pas toen hij in 1968 in het huwelijk trad met Danny Coster, verliet Johan Cruijff Betondorp. De omgeving waarin de latere sterspeler van Ajax en F.C. Barcelona opgroeide, kenmerkte zich door een groot saamhorigheidsgevoel en dorpse levendigheid. Tegenwoordig zijn er hier nauwelijks levensmiddelenwinkels meer te vinden, zijn de kroegen gesloten en is de leeszaal een buurtcentrum geworden. De bevolkingssamenstelling is veel minder homogeen dan vroeger en bij de Tweede Kamerverkiezingen van vorige week behaalde de Partij van de Arbeid, de opvolger van de vooroorlogse SDAP, hier nog maar 6% van de stemmen. Het dorpsgevoel valt er echter nog steeds wel enigszins te ervaren, mede dankzij de bijzondere stedenbouwkundige opzet van Betondorp en de kleinschalige architectuur.
.
.
Garden cities en tuindorpen
Het concept van de tuinstad werd rond 1900 in Engeland gepropageerd door Ebenezar Howard. Howard stelde dat de industriële metropolen van zijn tijd onleefbaar waren geworden als gevolg van overbevolking en milieuvervuiling. Hij suggereerde daarom deze steden niet langer te laten uitdijen, maar daarentegen op enige afstand satellietsteden te stichten voor maximaal 30.000 inwoners. Goede verbindingen met de moederstad, voldoende werkgelegenheid, fatsoenlijke huisvesting, een behoorlijk voorzieningenniveau, voedselvoorziening door middel van landbouw in de onmiddellijke nabijheid en veel recreatief groen moesten deze garden cities aantrekkelijk maken voor de bewoners. Het concept, inclusief de door Howard aangegeven concentrische opzet met dwars daar doorheen snijdende radiaalwegen, werd wereldwijd enthousiast ontvangen door theoretici, ook in Nederland. In de praktijk kregen de garden cities in ons land echter de gedaante van volledig van de stad afhankelijke, tuinstadachtige buitenwijken waarin alleen maar gewoond werd. In Amsterdam was het de directeur van de Gemeentelijke Woningdienst A. Kepler die het voortouw nam bij de ontwikkeling van dit soort tuindorpen. Dankzij deze rechtgeaarde sociaaldemocraat ontstond er in de jaren 20 van de vorige eeuw een hele reeks van in het industrierijke Amsterdam-Noord.
.
.
Tuindorp Watergraafsmeer
Al voor de annexatie van de gemeente Watergraafsmeer in 1921 had Amsterdam de grond verworven waarop Betondorp zou verrijzen. In 1918 ontwikkelden de architecten J. Gratama en G. Versteeg een stedenbouwkundig plan ten behoeve van de gemeente Amsterdam en de woningbouwcorporaties Algemeene Woningbouwvereniging (AWV) en Eigen Haard, die hier arbeiderswoningen wilden bouwen. Zij baseerden zich daarbij op een reeds bestaand plan van de gemeente Watergraafsmeer uit 1907, maar maakten het patroon wat onregelmatiger en afwisselender, met meer pleintjes van verschillende grootte en vorm. Door gebrek aan geschoolde arbeiders en bouwmaterialen als gevolg van de Eerste Wereldoorlog besloot de gemeente hier te gaan experimenteren met goedkope en snelle betonbouw. Als voorwaarde werd aan de bouwondernemers echter wel de inschakeling van bekwame architecten gesteld. Een commissie bestaande uit de gerenommeerde Amsterdamse School-architecten J.F. Staal, B.T. Boeyinga en P. Vorrink beoordeelde de inzendingen op hun esthetische kwaliteiten. Bij de realisering van 900 door de gemeente gebouwde woningen, de kern van wat later in zijn geheel Betondorp is gaan heten, werd gebruik gemaakt van 10 verschillende betonbouwsystemen. De overige 1000 woningen eromheen van de AWV en Eigen Haard waren door Gratama en Versteeg traditioneel vormgegeven en werden opgetrokken in baksteen en voorzien van pannendaken.
.
De betonnen woningen in het hart van de wijk kwamen merendeels gereed in de periode 1923-1925 en waren ontworpen door 8 verschillende architecten, onder wie D. Greiner, J.B. van Loghem, J.H. Mulder en D. Roosenburg. De gebouwen aan de Brink kwamen tot stand in 1926-1928, de traditionele woningen van Gratama en Versteeg eromheen in 1927. Bij de betonbouw werden 3 methoden het meeste toegepast, respectievelijk stapeling van betonblokken, gietbouw met behulp van bekistingen en montage ter plekke van geprefabriceerde betonnen platen en geveldelen. Al gauw bleek betonbouw nauwelijks goedkoper dan traditionele baksteenbouw. Ook begonnen zich in veel gevallen al binnen korte tijd problemen met vocht, scheuren en roestvorming in kozijnen en de wapening af te tekenen. Het was dus snel afgelopen met deze experimenteerdrift. Esthetisch gezien mag dit deel van Tuindorp Watergraafsmeer niettemin een groot succes worden genoemd. De rechthoekige, geometrische architectuur, die hier en daar de invloed verraadt van de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright, steekt qua plasticiteit en expressiviteit die van de gelijktijdige Amsterdamse School naar de kroon en is dikwijls van een grote originaliteit en schoonheid. Al met al een passend decor voor de jeugd van een groot balkunstenaar als Johan Cruijff.
.
.
Erfgoed van de Week
In de rubriek Erfgoed van de Week staat elke week een bijzondere archeologische vondst, vindplaats, voorwerp, monumentaal gebouw of historische plek in de stad centraal. Via de website amsterdam.nl/erfgoed, Twitter @erfgoed020 en Facebook Monumenten en Archeologie delen de erfgoedexperts van Monumenten en Archeologie het erfgoed van de stad met Amsterdammers én overige geïnteresseerden.
.
Geef een reactie