31 december 1955 – 31 december 1956
Door: Auteur: Paul Welling (1948). Hij heeft in zijn jeugd op de Bredeweg gewoond.

Foto: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam Alle rechten voorbehouden
Ik was 8 of 9 jaar oud, toen ik van mijn ouders mijn eerste fiets kreeg. Zo’n fiets er tussen in, geen kinderfietsje meer, maar ook nog geen fiets voor grote jongens. Die eerste fiets, zwart was ie, vergrootte mijn speelmogelijkheden enorm. Niet alleen de Bredeweg was mijn speelterrein, maar de hele Watergraafsmeer. En daarbuiten zelfs.
Ik fietste naar Diemen ging daar de brug over de Weespertrekvaart over en fietste verder .
Naar het talud van de toen nog één sporige, buitengebruik zijnde ringlijn om Amsterdam. Het was spannend het talud op te klimmen en over de spoorbrug weer naar de andere kant van de Weespertrekvaart te lopen. Daar ontdekte ik een luik met een trap die toegang gaf tot een soort bunker onder de spoorbrug.

Van de overkant kon je zien, dat er twee open gaten in de betonnen onderbouw van de spoorbrug zaten. Met kloppend hart daalde ik de trap af naar de bunker, het was aardedonker. In de bunker was er rul zand, dat kon ik voelen. Door de twee gaten, die vlak boven de waterlijn zaten, kwam wat licht naar binnen. Te weinig om in de bunker iets te onderscheiden. De volgende keer dus een zaklantaarn of lucifers meenemen.
Ik deelde het geheim van de bunker met mijn broertje en met een vriendje. De volgende keer gingen we er met z’n drieën heen. We hadden een zaklantaarn en lucifers bij ons. Daardoor ontdekten we, dat er in de bunker op de betonnen muren namen waren geschreven. Ook ontdekten we een enkel getekend hart.
Voor ons stond toen vast, dat de bunker in de oorlog gebruikt moest zijn als plek om onder te duiken, je te verstoppen voor de Moffen. Toen we die conclusie getrokken hadden besloten we er niet meer terug te komen.
Naar aanleiding van het verhaal over de fietstocht naar Diemen wil ik het verhaal over de (bunker) bruggenhoofd aanvullen met een foto uit het fotoboek uit het archief van de historie van Diemen. Als jongetje van 8 jaar (1944) was mijn avonturen gebied van uit Betondorp al uitgebreid tot de wijde omgeving en kan ik ook vertellen en nog laten zien,dat het veroveren van de brug hoofden en de catacomben van de goederen spoor verbinding in Diemen van de lijn Utrecht naar Amsterdam via het rangeerterrein in Watergraafsmeer ook tot mijn belevenis behoren. Jammer genoeg is van dat alles niets meer te zien,alleen mensen die voor 1970 geboren zijn kunnen zich het nog wel herinneren hoe toen de situatie was als je naar het Gooi ging of naar Weesp.
Ook ik kwam wel menigmaal in het brug hoofd van de boogbrug over de Weespertrekvaart in Diemen,waar je heerlijk over het zand naar beneden kon roetjen. Volgens mij was het een goederen lijn verbinding tussen de spoorlijn naar Utrecht en het rangeerterrein in Amsterdam. Vandaar uit kon ook de verbinding met het Gooi worden gemaakt,dus geen ring spoorlijn voor personen vervoer.
Hans Plas Heel herkenbaar dit verhaal. De bunker waar Auteur Paul Welling over spreekt was een bekende speelplek. Ik denk dat heel veel kinderen uit de Wetbuurt daar regelmatig speelden. Deze plek was niet heel bijzonder, ook bijna alle bruggen die in het toenmalige “grote” spoor Amsterdam – Utrecht lagen waren voorzien van deze Bunkers. Is allemaal verdwenen bij het ombouwen nnaar meer spoor en ruimte voor de Metro.