1650 – 1810
Auteur: Taeke Stol (Maasland 1950) is historisch-geograaf en woont in Almere. Was werkzaam in het hoger en voortgezet onderwijs.
Van het midden van de zeventiende eeuw tot begin van de negentiende eeuw lag bij de Schulpbrug, tegenwoordig de Schollenbrug, in de Watergraafsmeer de herberg De Schulp. De geschiedenis hiervan wordt summier beschreven door Kruizinga in zijn boek uit 1948.
Volgens Hendriksen is het omstreeks 1810 gesloopt, daarna verrees op ongeveer dezelfde plek het café Schollenbrug 1). Over de herberg bleek meer informatie beschikbaar te zijn in het krantenarchief en het archief van de Watergraafsmeer. Dat leverde meer inzicht op over de eigenaren, de verpachting en enkele details van de herberg. Tevens een latere datering van de sloop, en waarschijnlijk de exacte plek waar het ooit gelegen heeft.
De zeventiende eeuw
Kruizinga geeft details over de geschiedenis van De Schulp waarbij hij zich baseert op de ‘Transporten en Hypotheken’ van de Watergraafsmeer. In november 1629 is bepaald dat ‘alle Transporten, Hypothecatiën ende andere bezwaernisse’ van grond in de Meer plaats moeten vinden voor het college van dijkgraaf en heemraden. Daarvan is kennelijk een archiefstuk bewaard gebleven die Kruizinga benut heeft. Een rijke bron over de verkopen van onroerend goed met veel details, ik heb die helaas nog niet gevonden. Desondanks is er geen reden te twijfelen aan de juistheid van de gegevens van Kruizinga. 2). Hij noemt de herberg De Schulp een van de oudste gebouwen van de Meer, enkele jaren vóór 1651 gebouwd door Pieter Boom en gelegen aan de binnenkant van de ringdijk en schuin tegenover de Schulpbrug.
In 1675 verkoopt Boom het voor 7.000 gulden aan François Meerhout. In de verkoopakte staat ‘daer die Schulp in de gevel sit’, de herberg had dus als gevelsteen een schulp, een schelp. 3). Een schelp in de gevel komt ook elders voor, dit hoeft niet te verwijzen naar een lokaal gevonden schelp, zoals Kruizinga vermoedt. De naam Pieter Boon heb ik in het archief van de Watergraafsmeer niet Aangetroffen. Wel wordt bij de inning van grondbelasting in de periode 1667 tot 1671 de substituut-schout Jan van der Marck genoemd in combinatie met de herberg De Schulp. Hij zal dan de uitbater zijn geweest, mogelijk zelfs ook de eigenaar. 4). Op een kaart uit 1674 is de naam De Schulp ingetekend op de locatie bij de Schulpbrug, maar zonder een afbeelding ervan (afb. 1). Op een ongedateerde kaart in het bezit van het Rijksmuseum wordt de herberg wel afgebeeld, maar dat zal geen exacte weergave van het gebouw geven. Deze kaart dateert waarschijnlijk uit het begin van de achttiende eeuw (afb. 2).
De achttiende eeuw
Van de erven van François Meerhout gaat de herberg in april 1719 over op Alida van Eijkervelt, huisvrouw van Barent Cronenburg. De naam De Schulp wordt daarbij niet genoemd, het gaat om een bezit van 450 roeden. 5). Eind 1733 zet zij de vanouds vermaarde herberg De Schulp te koop, ‘met zyn extra groote huyzinge, stallinge, kolfbaen, prieelen, en veele andere commoditeyten’. 6). De herberg is dan dus niet alleen een plaats om te overnachten, maar ook een plezierplaats voorzien met onder meer een kolfbaan.
Jan van den Brande en Andries Driessen worden in maart 1734 de nieuwe eigenaren, ze betalen er 6.150 gulden voor. 7). Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het perceel waarop De Schulp staat (300 roeden) en het tuintje naast de herberg (150 roeden). Het zal hierbij gaan om een oppervlaktemaat, dus om vierkante roeden. Kruizinga noemt deze tuin achter de herberg, het had eerst de naam ‘Wel te Vreeden’ en na 1798 ‘Mijn genoegen is volmaakt’. 8). Op deze tuin komen we op het eind weer terug. Jan van den Brande wordt in maart 1739 geheel eigenaar van de herberg. Na nog een aantal verkopingen van delen wordt Jan Freeman in april 1745 volledig eigenaar. In januari 1751 komt het op naam te staan van Maria Meijer, de weduwe van Arnoldus van Engelen, en Jan Meijer. 9).
Verkoop steeds in delen, dat komt over als een beleggingsobject waarbij de herberg zelf uitgebaat wordt door een pachter. Zo wordt Jan Hulswit in maart 1742 tapper in de herberg De Schulp genoemd, waarschijnlijk pacht hij het. Bij de verponding betaalt hij voor de huur van huis en tuin 330 gulden, ‘vermits de neeringe’. De huurwaarde van de herberg Roosendaal is dat jaar 600 gulden, en die van de herberg bij de Maliebaan 900 gulden. De Schulp is duidelijk de herberg met wat minder klandizie. 10). Verpachting van de herberg blijkt ook uit een advertentie in de krant in mei 1745. De helft van de herberg wordt dan te koop aangeboden, maar het is dan ook in zijn geheel te huur om direct te aanvaarden. 11). Veel later is dat opnieuw te zien.
In februari 1792 staat de herberg, nog steeds in eigendom van de kopers in 1751, te koop, ‘met deszelfs logeable Vertrekken, hun aangenaam Uitzigt hebbende over den Amstel en Ringdyk, en voorts een Kolf- en Keegelbaan, als mede Stallinge voor verscheide Paarden’. De reden achter de verkoop is het overlijden van de persoon die ‘de Neering in opgemelde Herberg meer als veertig Jaaren met goed succes geëxerceerd’ heeft. Nadere informatie kan ingewonnen worden ‘by den Bewoonder en Eigenaar in opgemelde Herberg’. 12). De pachter zal overleden zijn, de eigenaar woont mogelijk in de herberg.
Kennelijk is de verkoop niet gelukt, een jaar later wordt het bij executie verkocht. 13). Als eigenaren in 1793 worden Joseph van Schwamberge en Machiel Fetzer genoemd, in 1795 is dat Boeletta Frederica Schroeder, en in 1798 Johs. Anths. Boekman en Pieter Diepvest. Vervolgens staat het in 1805 op naam van Gabriel Hollast en Joh. Veller. Het gaat hierbij steeds om een perceel van 300 roeden. 14)
De herberg staat op twee prenten uit de eerste helft van de achttiende eeuw (afb. 3 en 4). Of het hierbij gaat om een exacte weergave van de werkelijkheid is evenwel onzeker.
De negentiende eeuw
Volgens Kruizinga komt De Schulp in 1808 voor 700 gulden in bezit van H.A. Goudriaan, de secretaris van Afde Watergraafsmeer, een paar jaar later zou de herberg afgebroken zijn. Hendriksen in zijn boek uit 1998 zal zich hierop gebaseerd hebben bij zijn datering van de sloop ‘rond 1810’. 15)
De geschiedenis gaat echter nog een aantal jaren door. Op zaterdag 24 maart 1810 wordt in het rechthuis van de Watergraafsmeer de herberg De Schulp verkocht: een kapitaal hecht en sterk huis, koepel, tuin en erven, zeer aangenaam gelegen aan de rivier den Amstel op de hoek van den ringdijk en het Zandpad, bij de Schulpbrug in de Watergraafsmeer. Het is verhuurd tot ultimo januari 1812. Informatie kan ingewonnen worden bij de notaris [A.H.] Goudriaan in het rechthuis. 16) In het archief van Goudriaan zijn echter geen details bewaard gebleven. Voor de eerste keer is hier sprake van een koepel bij de herberg. Deze is afgebeeld op een tekening van Gerrit Lamberts uit 1817 (afb. 6). De koepel daarop oogt hetzelfde als andere (thee)koepels uit de achttiende eeuw in de omgeving van Amsterdam, maar dan wel een stuk groter. Het kan de werkelijkheid weergeven, maar ook een vrije interpretatie zijn van Lamberts. De bouw van de koepel valt niet precies te dateren, maar dat zal ergens in de tweede helft van de achttiende eeuw zijn.
In mei 1816 wordt de herberg gekocht door de kastenmaker Jacobus Vogel in Amsterdam. Voor 100 gulden verkoopt hij twee jaar later op 28 oktober 1818 de grond en de tuin van de herberg aan Isack Dumoulin. Niet het huis en de koepel en de fundamenten waarop deze staan, die behoudt hij voor zichzelf om die te amoveren, af te breken. 17). Een paar dagen later wordt op 2 november gesproken van de ‘gewezene Herberg de Schulp’, dit zal duiden op het feit dat de herberg niet meer als zodanig in functie is. 18). De sloop zal daadwerkelijk plaats hebben gevonden eind 1818 of begin 1819. Het terrein komt uiteindelijk in april 1830 op naam van Johan Roedolph Bühner en zijn bezit is te vinden op de oudste kadastrale kaart. 19)
Het perceel waarop de herberg lag had in de achttiende eeuw een omvang van 450 roeden, de tuin inbegrepen. Aannemend dat als vlaktemaat de Amsterdamse roede van 13,52 m 2 werd gebruikt, komt dat overeen met een oppervlak van iets meer dan 5.600 m 2 . Dat is bijkans
hetzelfde als de omvang van de percelen A 2 en 3 op de oudste kadastrale kaart, dan in bezit bij Jan Roelof Bühner (afb. 7). In zijn leggerartikel is A 2 een huis en A 3 een ‘tuin met wandeldreven’. Dat laatste zal doelen op de pleziertuin achter de (afgebroken) herberg.
Bij het huis is sprake van vrijdom, vrijstelling van het betalen van grondbelasting, en ‘belastbaar in 1832’. Vrijdom werd meestal verleend voor een periode van tien jaar, dat zou betekenen dat het huis in 1822 gebouwd is, maar het staat al op de oudste kadastrale kaart uit 1821 (afb. 7).
Gezien de korte tijd tussen de afbraak van de herberg en deze nieuwbouw ligt het voor de hand dat deze op de oorspronkelijke plaats van De Schulp is gebouwd. Daarmee is mogelijk de exacte locatie van de herberg gevonden. Pal ten noorden hiervan bouwt de houthandelaar Gottfried Adolph Harff in 1903 een indrukwekkende villa, een waardige opvolger van de herberg De Schulp (afb. 8 en 9). Deze villa viel echter in de jaren 1960 eveneens ten prooi aan de sloophamer.
Lees ook: Café Schollenbrug en zijn voorganger
Noten
1 J. H. Kruizinga, Watergraafsmeer. Eens een parel aan de kroon van Amsterdam. Amsterdam 1948, p. 111-113.
Alex Hendriksen, Watergraafsmeer. Binnenzee, polder, lustoord, stadsdeel. Amsterdam 1998, p. 22.
2 Kruizinga 1948, p. 29 en 113.
3 Kruizinga 1948, p. 111.
4 Stadsarchief Amsterdam (SAA), 524 Archief Hoogheemraadschap van de Watergraafsmeer (AHW), inv.nr 595,
p. 12,19, 26 en 34 op de scan.
5 SAA, 30536 Archief Gemeente Watergraafsmeer (AGW), inv.nr 213, p. 126.
6 ’s Gravenhaegse courant 18-12-1733.
7 Kruizinga 1948, p. 111.
8 Kruizinga 1948, p. 113.
9 SAA, 524 AHW, inv.nr 268, p. 29. Leydse courant 11-01-1751.
10 SAA, 30536 AGW, inv.nr 230, p. 136, 137, 140 en 154.
11 Amsterdamse courant 25-05-1745.
12 Amsterdamse courant 07-02-1792.
13 Amsterdamse courant 02-02-1793.
14 SAA, 30536 AGW, inv.nr 226, p. 15.
15 Kruizinga 1948, p. 113; Hendriksen 1998, p. 22.
16 Amsterdamse courant 22-03-1810.
17 SAA, 5076.WGM Inventaris van het Archief van de notarissen ter Standplaats Watergraafsmeer, 7 J.P. van
Medenbach Wakker, inv.nr 14A, akte 206, p. 167-169.
18 SAA, 524 AHW, inv.nr 493, p. 8.
19 SAA, 337 Archief Gemeente Watergraafsmeer, inv.nr 1359, p. 7, 11, 16 en 19
Geef een reactie