31 december 1938 – 31 december 1944
Door: Dik Heuwekemeijer, geboren in 1932 in de Watergraafsmeer op het Linnaeushof 74. In 1934 verhuisd naar nummer 86, waar mijn ouders een muziekwinkel hadden. Toen ons gezin alsmaar groeide verhuisden we in 1944 naar Bredeweg nr. 21.
Voordracht tijdens de Vrijheidslunch in Park Frankendael op 5 mei 2013.
Mijn broer Martin
Mijn broer Martin, die ruim 3 1/2 jaar ouder is dan ik, was erg groot voor zijn leeftijd en vader was bang dat hij daarom opgepakt zou kunnen worden. Hij heeft de geboortedatum op zijn persoonsbewijs laten veranderen. Gelukkig is hij nooit gecontroleerd, want achteraf gezien was deze vervalsing heel knullig uitgevoerd. Voor mij had dit echter wel gevolgen, want de pakketjes bladmuziek voor onze klanten moesten wel worden bezorgd. Ik kreeg van mijn ouders een oude autoped met harde banden en reed vervolgens met een volgeladen step
door de gehele stad. U zult wel begrijpen dat ik onderweg veel nare dingen heb gezien en vanwege razzia’s en versperringen vaak moest omrijden. Gelukkig is alles goed afgelopen, want u ziet het, ik ben er nog.
Hongerwinter
Onze omgeving werd steeds onrustiger, vooral in de lucht. Daarom werd er nog beter gecontroleerd of de verduistering wel in orde was. Er mocht geen sprankeltje licht van buitenaf waarneembaar zijn. Echter in de hongerwinter werd het gas en de stroom ook nog uitgeschakeld. Er was dus geen elektrisch licht meer en ook de benzine raakte op. De meest lucratieve oplossingen werden daarvoor gevonden. Onze bakker Kwakman, die een pand beheerde vanaf no. 89 tot aan de Middenweg, had een bijzondere oplossing voor dit probleem bedacht. Voor zijn banketbakkerij op no. 91 parkeerde hij zijn auto. Op deze auto had hij een grote kist laten bevestigen met daarin een langwerpige ballon gevuld met gas. Hij was niet de enige, want in de stad reden meer van dit soort omgebouwde auto’s rond.
De strijd om voedsel
Bij onze groenteman Botman op no. 12 stond altijd een lange rij mensen te wachten, in de hoop wat groente te bemachtigen. Als de groente was uitverkocht probeerde hij met zijn paard en wagen elders zijn voorraad weer aan te vullen. Dat was helaas niet altijd succesvol en dus moesten de overgebleven klanten het elders, opnieuw proberen. Zelf heb ik ook vaak uren in de rij moeten staan om extra fruit en brood te bemachtigen. Vrachtschepen met appels legden soms aan in de Amstel bij de Berlagebrug, in het Merwedekanaal aan het einde van de Ouddiemerlaan en in de Weespertrekvaart te Diemen tegenover de Protestantse kerk die inmiddels is afgebroken. Voor brood moest ik naar de zogenaamde Broodfabriek die gevestigd was aan de Vijzelgracht. Gelukkig ben ik er steeds in geslaagd om met een zak appels of wat brood thuis te komen. Ik had echter wel vaak problemen met de zogenaamde grote mensen, want die probeerden vaak voor te dringen. Zij vonden mij maar een brutale aap omdat ik niet voor hen opzij ging.
Afweergeschut
Voor onze veiligheid waren de eerder genoemde verduisteringen toch wel noodzakelijk, want op het zogenaamde opgespoten landje achter de Jennerstraat , waar na de oorlog de wijk Jeruzalem is gebouwd, hadden de Duitsers veel afweergeschut en zoeklichten geplaatst. Vooral ’s avonds maar ook nachts was het goed raak, want dan vlogen de vliegende forten van de Geallieerden richting Duitsland en steeds over ons vertrouwde hofje. Het was dan een lawaai en gedreun van jewelste. De donkere nacht was dan heel fel verlicht door de vele zoeklichten. Rondom de vliegtuigen zag je dan zwarte wolkjes van de uiteenspattende granaten. Wij hoorden dan de vele granaatscherven tegen de ramen kletteren, op de daken en op straat vallen. De volgende morgen ging ik dan met mijn grote broertje granaatscherven, kogels en lege hulzen zoeken op de Hof. Een gedeelte van deze scherven heeft mijn oudste broer Martin nog steeds bewaard.
Luchtalarm
Iedere keer als er onraad was ging het luchtalarm af en moesten we snel naar huis of naar de dichtstbijzijnde schuilkelder. Vaak speelde ik met mijn vriendjes op het kerkplein en als dan de sirenes begonnen te loeien moesten we zo snel mogelijk onze biezen pakken. Als we niet snel genoeg reageerden dan joegen de leden van de Luchtbescherming ons naar de meest dichtbijzijnde schuilkelder. De fietsenstalling van de Hofkerk was daarvoor ingericht.
Leo Somers
Het spoorwegemplacement, tussen het Muiderpoortstation en de Kruislaan werd regelmatig door de Geallieerden beschoten. Desondanks probeerden daar sommige mensen kolen tussen het spoorweggrint uit te peuteren. Helaas was deze bezigheid niet ongevaarlijk. Om te beginnen had de bezetter dit terrein tot verboden gebied verklaard. Degenen die het toch waagden zich op dit terrein te begeven werden zonder pardon door de Duitsers en of hun Nederlandse meelopers neergeschoten. Een van deze kolenzoekers was de tiener Leo Somers. Toen hij ontdekt was, werd hij tijdens zijn vlucht in het hoofd geschoten. Tot ieders verbazing bleef hij in leven. Het enige dat opviel was, dat hij een diepe deuk aan de rechterkant van zijn hoofd had. Dat was dus een geluk bij een ongeluk. Aan het einde van deze voordracht kom ik hier nog op terug.
Lees ook: Herinneringen van een tiener aan de 2e Wereldoorlog (deel 1)
Lees ook: Herinneringen van een tiener aan de 2e Wereldoorlog (deel 3)
m. de boer-schreuder zegt
Ik lees deze verhalen en heb veel van mijn moeder gehoord, maar het geeft me te denken dat de tijd , die beschreven wordt door mijn ouders beleefd zijn. mijn ouders kwamen in 1941 wonen op het Linnaeushof 30 – 2 hoog. En mijn zus is geboren 8 maart 1945 en ik 25 maart 1947. de namen :Bakker Kwakman en groeteman :Botman, en natuurlijk:Heuwekemeyer[muziekwinkel,]Het beschieten van het Rangeerterrein vertelde mijn moeder ook over,de foto van de auto met gasaandrijving van Kwakman , ook bekend verhaal.En mijn ouders hadden ook een onderduiker, een apotheker uit Santpoort , en voor mijn vader was het ook te gevaarlijk op het laatst. Mijn moeder had haar jeugd ook in Indie doorgebracht en kon niet meer terug omdat de oorlog uitbrak, maar van haar familie kreeg ze ook geen post meer op het laatst..Niemand wist hoe het was, later hadden ze in het Jappekamp gezeten en mijn opa nauwelijks de birma spoorlijn die ze moesten graven , overleefd. Ze moesten na de oorlog terug en hebben het gelukig overleefd.Mijn moeder is 98 jaar geworden , maar mijn vader werd maar 57 jaar.Er werd in 1952 nog wel een broertje geboren en hebben we een fijne jeugd gehad op het Linnaeushof. Loop er nog weleens overheen, en het is erg leuk,Vrienden v/d watergraafsmeer te volgen. Dit was even mijn herinnering in het kort. Groetjes marion de Boer – schreuder.
Ineke van Melle-den Dulk zegt
Linnaeushof 1946
Graag wil ik mij even aan u voorstellen.Ik ben Ineke van Melle-den Dulk die in 1946 kwam te wonen op Linnaeushof 74,het huis waar mijn opa en oma Wisse woonden.
Opa Wisse,misschien heeft u hem ooit vroeger wel een gezien,een klein mannetje met een boodschappentas op weg naar de bakker,de groenteman of naar het melkwinkeltje op de hoek.
Opa Wisse met een jagershoedje op en die samen met zijn hond Tom op jacht ging.
Opa Wisse die het paard van de schillenboer verwende met wat lekkers. Het paard wist precies waar hij moest zijn, bij Piet Wisse, die hem altijd even knuffelde.
Opa werkte bij de Spoorwegen en oma was onderwijzeres. Ze hadden 1 dochter,Maria Elisabeth, Rie werd ze genoemd. Rie ging in Utrecht tandheelkunde studeren en daar ontmoette ze Cor den Dulk waar ze in 1937 mee trouwde.
Rie en Cor waren mijn lieve ouders waar ik veel aan te danken heb. Ik kom hier later nog even op terug.
Cor kwam erg graag op de Linnaeushof want zijn ouders en zijn broer Ernst woonden in Indië op Java en de woning van opa en oma was een hartelijk “thuis” voor hem.
Na hun studie vertrokken ze samen in 1937 naar Indië, waar ze een praktijk begonnen in Soerabaja. Ik denk dat het voor oma en opa Wisse heel moeilijk geweest moet zijn toen hun enige dochter vertrok naar zo’n ver land. Gelukkig konden ze toen nog niet vermoeden dat ze elkaar pas weer in 1946 terug zouden zien, ziek en vermagerd door het verblijf in een jappenkamp.Maar we hadden elkaar nog, mijn vader Cor had gewerkt aan de Pakan Baroe spoorweg en mijn moeder had de zorg voor mij in een uiterst moeilijke situatie. Cor en Rie hadden elkaar 3 jaar niet gezien en wat waren we blij dat we alle 3 deze vreselijke tijd hadden overleefd. Het schip, de “Oranje” bracht ons weer thuis op Linnaeushof 74.
We werden omhelsd door opa en oma Wisse en de deur stond wagenwijd open om ons in hun huis op te nemen. Kort daarna kwam ook de moeder van Cor en zijn broer Ernst naar Nederland en ook zij werden hartelijk ontvangen, maar het gemis van de vader was groot, hij heeft het niet gered en overleed door ziekte en uitputting.
We hebben met elkaar ongeveer een jaar in dit gastvrije huis gewoond, in die tijd zijn we weer hersteld en opgeknapt zodat we aan een nieuw leven konden beginnen.
Voor mij als zesjarig meisje was het een onvergetelijk jaar, een gezellig en warm huis, lieve mensen om me heen, genoeg en heerlijk eten en drinken, buiten spelen bij de tennisbaan in de hoop dat er een bal over het hek kwam. Een fijne herinnering van Ineke, een repatriant uit Indië die geluk heeft gehad dat opa en oma Wisse hun deur wijd open hadden gezet. En nog altijd als ik in Amsterdam ben gaan we samen, mijn man Joan en ik, naar mijn bekende adres en kijken we stiekem even door de ruiten.
Kort geleden, op 30 Maart, was het weer zover , we waren weer op het “Hofje” en we ontmoetten toevallig een mevrouw die ons vertelde over het bestaan van Het geheugen van Oost. en dankzij haar kwam ik terecht bij “Herinneringen van een tiener”, een mooi en ook een verdrietig verhaal over de oorlog in Nederland. Wij hebben het samen met veel belangstelling gelezen.
Een hartelijke groet van Ineke en Joan van Melle -den Dulk