2019
Door: Jan Dijk (1947) Jongste zoon van Ds J. Dijk, ex-huisarts in A’dam ZO.
GEDENK TE STERVEN. Dat is de boodschap die de heremiet uitdroeg.
Die heremiet was een grote pop die vaak werd opgekalefaterd en opgeschilderd. Wanneer je een muntstuk in een gleuf deed knikte hij. Ook zijn rechter arm met uitgestrekte wijsvinger bewoog dan heen en weer in de richting van een doodkist met geraamte. Daaronder die woorden.
Die heremiet zat half liggend in een ruïneuze hermitage. In het deel van het park dat Springertuin heet: het werd ontworpen door de nog jonge tuinarchitect Leonard Springer.
Ja, de dood was in de 19e eeuw meer alomtegenwoordig dan tegenwoordig. Maar zo’n gedenkplek zou thans ook wel zin hebben. Misschien wel meer dan vroeger. Want die dood raakte bij velen uit het zicht.
De tuin van Frankendael was tientallen jaren een pleziertuin. De janplezier reed er vanuit de Jordaan naar toe, en later de paardentram in een lijndienst vanaf de Botermarkt . In het huis woonde de familie Proot. Zij waren de eigenaar van de tuin en zullen er vast wel iets aan overgehouden hebben.
Het was vaak een drukte van belang. Vooral op Derde Pinksterdag, in Noord-Holland heel lang een vrije dag. Soms werd het die dag gewelddadig op Frankendael. Daarom stopte onze eigen burgemeester De Wit ermee in 1901.
Nog het langst van al hield kruidenier Mart Molenaar, op de hoek van de Linnaeusparkweg (nr 177) en de Mariottestraat, die vrije dag vol: op de derde pinksterdag bleef zijn winkel tot het eind in 1997 gesloten.
In de pleziertuin waren allerlei attracties: een gevaarlijke schommelbrug, een Klooster met nonnetjes voor de ramen, een Zwitserse brug. En de Hermitage. Met binnen dus die heremiet. Op Pinksterdrie was dat soms een oude man. Je was die dag nooit zeker. Soms zat hij ernaast. Wie is wie? Lees (op internet) Pinksterblommen van Justus van Maurik. Die pop ligt nu opgeslagen in het depot van het Amsterdam Museum. Hij is wel eens tentoongesteld en toen zag ik hem. Je had toen niet altijd je camera bij je zoals nu… Hoogste tijd voor een Watergraafsmeermuseum. In de vroegere telefooncentrale?
Die hermitage was gebouwd als een ruïne. Hij zag er vervallen uit.Het was niet de eerste ruïne op die plek.
De tweede helft van de 18e eeuw was in de Hollandse buitenhuizen de tijd van de follies: dwaze bouwsels in de tuin. Het mooist was de Chinese tempel bij huize Eynde Meer vlakbij Diemerbrug, het huidige Diemen. Die leek op die in Broek in Waterland. In de Watergraafsmeer was de Amsterdamse maliebaan (die liep ongeveer waar nu de Saltetstraat loopt in Jeruzalem) toen uit de mode. Tijd voor iets nieuws.
In de tuin van Frankendael liet Jan Gildemeester jr. een ruïne van een Griekse tempel neerzetten. Meer heb ik er niet over gelezen.
Wellicht was daar na de ‘Franse tijd’ nog iets van over. Waarom niet? Van de resten werd in dat geval in de jaren 50 van de 19e eeuw die ruïneuze hermitage opgetrokken. Een van de alleroudste bouwsels dus hier.
Ik kende hem slechts van huwelijksfoto’s van mijn jongste broer. Die trouwde met een meisje dat jarenlang recht tegenover Frankendael gewoond had.
Sinds enkele jaren hangt er in het park een follie boven het water naast de heemtuin.
De hermitage stond op instorten toen park Frankendael in een stroomversnelling kwam. De Stadskwekerij ging failliet, de bestemming ‘Bedrijventerrein’ werd ‘Stadspark’, er kwam een groot renovatieplan van tuinarchitect Santhagens. In dat kader werd de hermitage, die op instorten stond – het zou een echte ruïne geworden zijn, niet de eerste op die plek – fraai opgeknapt. Eigenlijk net iets te fraai. Voor het eerst staat er geen ruïne meer. Wel iets wat de tand des tijds zal doorstaan.
In die tijd kocht ik bij Meer Kunst een fraaie aquarel van Dolf Haen. Daarop zie je een kleine hermitage afgebeeld met als achtergrond een soort oerwoud, zo groen en machtig lijkt park Frankendael. Ik koester hem. Hij hangt boven de boekenkast van mijn vader.
Een paar jaar geleden deed ik voor de vereniging Ons Amsterdam een drietal wandelingen door Park Frankendael. Wat de mensen toen niet allemaal te horen kregen! Hun oren tuiten nog. In de hermitage las ik Pinksterblommen voor. Een betere plek is daarvoor niet denkbaar.
Maar misschien zijn er veel spannender dingen gebeurd rondom de hermitage. Laat horen!
Sinds kort staat de hermitage op een eiland. Het bruggetje dat een aantal jaren eerder een tijdje weer een schommelbrug was geweest waar je natte voeten kreeg wanneer je eroverheen liep – hij raakte defect en werd een vast ‘hoog-en-laag’ bruggetje – is weggehaald. Wegens vandalisme, graffiti en brandstichting op het hermitageterrein, lees ik op deze website. Inderdaad, onze opgroeiende jeugd was er vaak te vinden. Meestal met fiets.
Werkers zijn op dit moment weer flink bezig daar. Met trucks rijden ze over het groen en dwars door de sloot. Ook een soort vandalisme . Waar gaat dat heen?
Gedenk te sterven, o Mensch!
Nel Niekus-Heuwekemeijer zegt
Tijdens mijn Clara Feyschool-jaren (1954 tot 1961) ging onze klas, of misschien meerdere klassen tegelijk, wel eens naar de ruïne in park Frankendael. Ik kan me herinneren dat ik er in die jaren 2x geweest ben. Spannend vond ik het, ik waande me toen in een mystieke ruimte met geesten om me heen. De geschiedenis heb ik nog eens doorgelezen op jullie site, maar al die graffiti op die muren vind ik vreselijk jammer. Het schijnt niet anders meer te kunnen in deze tijd.
Nel Niekus-Heuwekemeijer.