1250 – 1950
Bron: Gemeente Amsterdam
Beeld: Stadsarchief Amsterdam en Rijksmuseum
In 1631 werd het weidegebied rechts van Amsterdam-Centrum – de huidige Indische Buurt en Dapperbuurt – teruggewonnen uit de klauwen van de Zuiderzee en ingericht tot polder. De groene weilanden in de voormalige veenwildernis waren een toevluchtsoord voor boeren die eeuwenlang dezelfde strijd voerden: het gevecht tegen het water.
Al sinds de dertiende eeuw staat er op de huidige plek van de Zeeburgerdijk een dijk, een hoge wal die het natte achterland beschermt tegen de grillen van de verraderlijke Zuiderzee en het IJ. De Sint Antoniesdijk wordt de dijk in die tijd genoemd, gelegen langs de zuidelijke oever van het IJ.
Zwaar bestaan
De boeren achter de dijk zijn voornamelijk veehouders. Ze wonen in plekjes als Oetewaal en Outersdorp en hebben het zwaar. Niet alleen het water van de Zuiderzee vormt een bedreiging, ook het Watergraafsmeer stroomt geregeld buiten de oevers. Het Watergraafsmeer (ook wel bekend als het Diemermeer) is ontstaan door een doorbraak van de Diemerzeedijk. Halverwege de 17e eeuw wordt het meer drooggelegd en tegenwoordig kennen wij het voormalige meer als de buurt Watergraafsmeer.
Daarnaast moeten de boeren vaak ‘sloten’: de bestaande slootjes tussen de weilanden uitdiepen en de kleine, drijvende plantjes – kroos – uit het water verwijderen. Zo zorgen ze ervoor dat het water door kan stromen en voedselrijk blijft. Het is een ondankbaar bestaan, maar veel keus hebben de boeren niet. De strijd tegen het water is onophoudelijk, en vaker wel dan niet wordt deze verloren.
Het gebied ten noorden van de dijk is voor een groot deel veenwildernis, buitendijks rietland dat onder water mag lopen wanneer de Zuiderzee tekeergaat. Soms stormt het zo hard dat stukken dijk worden weggeslagen en de weilanden achter de dijk onder water komen te staan. Tijdens een storm in 1422 komt het water zelfs zo hoog dat er een nieuw meer ontstaat: het nog steeds bestaande Nieuwe Diep, tussen het IJ en het Diemermeer.

Percelen gelegen tussen de Sint Antoniesdijk en de ringvaart van de Diemermeer langs het Nieuwe Diep en van een strook land, genaamd de Flep. De kaart is zuid/zuidoost georiënteerd. Het noorden ligt onder, het zuiden boven – Bron: Stadsarchief – Alle rechten voorbehouden

Oorlogsvoering
De boeren hebben het al zwaar genoeg met natuurlijke dijkdoorbraken en -overstromingen, maar eind zestiende eeuw wordt het hen nog moeilijker gemaakt. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog gebruiken de Spanjaarden de dijk om troepen en voorraden te vervoeren. Om dit te voorkomen besluiten de watergeuzen in 1573 tijdens de belegering van Amsterdam de dijk te veroveren en vervolgens door te steken.
Er wordt flink gevochten. De dijk wordt in 1629 opnieuw doorgestoken door de geuzen. Die zetten vervolgens het achterliggende land expres zo’n halve meter onder water. Te diep om te lopen, niet diep genoeg om te varen. De boeren zien het met lede ogen aan.
In 1631 vragen de boeren en bewoners toestemming om het hele gebied rondom te bedijken en zo ontstaat de Oetewaler of Over-Amstelsche polder. Ook het Diemermeer wordt drooggelegd en verandert in de Watergraafsmeer.

Landschap met vissertje
De Nederlandse schilder Rembrandt van Rijn wandelt vaak door de Oetewaler polder. Hij schetst langgerekte sloten, watermolens en boerderijen in de groene weilanden van de polder, uitkijkend over Outersdorp. Deze kleine bewoonde plaats, vlak naast Amsterdam op de huidige plek van het Flevopark, is niet echt een dorp te noemen. Het heeft geen duidelijk middelpunt, geen marktplein of centrum, maar het heeft wel rust en daar geniet Van Rijn van. Hij schetst bij Outersdorp onder meer het ‘Landschap met vissertje’, zo rond 1650.
Landschap met visser (‘Het melkboertje’), Rembrandt van Rijn, rond 1650.

Stormvloed
De rust is geen lang leven beschoren. Niet veel later in 1651 gaat het weer mis. De Sint Pietersvloed laat een spoor van vernieling achter. Deze stormvloed geldt als een van de zwaarste van die eeuw. De Sint Antoniesdijk breekt door. Een groot deel van Amsterdam overstroomt. De pas drooggelegde Watergraafsmeer loopt onder en het water stroomt zelfs door tot aan de Nieuwendijk en de Warmoesstraat.
In de Sint Antoniesdijk worden 2 gaten geslagen, waardoor het Nieuwe Diep overstroomt. Er ontstaan nieuwe plassen: de Groote Braak – niet te verwarren met de Grote Braak in Amsterdam West – en de kleinere Braak. Deze ‘braken’ liggen op de plek van de latere Indische Buurt.
‘Oude Meer, gij zult herrezen uit de wilde watervloed,’ zo schrijft een Amsterdamse dichter. ‘Ik wil van U bewoner wezen. Want Uw landstreek is zo goed.’



Drooggemaal
Het droogleggen kan weer opnieuw beginnen. Omdat de drassige veengrond verzakt, wordt er dwars door de polder een molensloot gegraven om het water af te voeren. Deze loopt van links naar rechts en eindigt bij het Nieuwe Diep. Daar wordt een watermolen gebouwd die met zijn scheprad het overtollige water weg maalt.
De molen wordt jaren later vervangen door een stoomgemaal, het witte gebouw met rode pannendaken dat vandaag de dag nog steeds in het Flevopark staat. Tegenwoordig kun je er op het terras een kopje koffie of glaasje ambachtelijk gestookte jenever drinken. En de molensloot? Dat is de huidige Javastraat.

Ommekeer
In 1672 wordt de dijk nog een keer expres doorgestoken, maar nadat ook de braken zijn gedempt, breekt er een periode van relatieve rust aan. De strijd tegen het water gaat onverminderd door, maar van grootschalige dijkdoorbraken is geen sprake meer. De stadsrietlanden buiten de dijk aan de zuidelijke oever van het IJ – het huidige Oostelijk Havengebied – krijgen steeds meer vorm en het water krijgt langzaam maar zeker een nieuwe plek in het leven van de bewoners van de polder.
Op de Sint Antoniesdijk wordt een houten herberg gebouwd, genaamd Zeeburg naar het oude Fort Zeeburg dat ter verdediging van de stad rond 1650 was opgetrokken. De herberg staat bekend om de lekkere vis en het uitzicht over de Zuiderzee. Het geraas van de hoge golven is vanuit de herberg niet beangstigend, maar plots juist mooi en indrukwekkend om naar te kijken.
Herberg Zeeburg aan de Zeeburgerdijk. In het verschiet- Nieuwendam, Schellingwoude, Ransdorp, Durgerdam

Van vijand tot bondgenoot/strong>
Bestuurlijk valt de polder onder 3 gemeenten. Het noordelijke deel is deel van Amsterdam, het zuidelijke deel van Nieuwer-Amstel en het oostelijke deel van Diemen. Pas in 1896 worden het noordelijke gedeelte van Nieuwer-Amstel en het oostelijke gedeelte van de polder dat bij Diemen hoort, geannexeerd door Amsterdam.
Wanneer Amsterdam verder groeit, verandert het landelijke karakter van de polder. Bedrijven die overlast geven of willen uitbreiden maar geen ruimte meer kunnen vinden in de stad, verhuizen naar de polder. De dijk krijgt een nieuwe naam, Zeeburgerdijk, naar de houten herberg in de bocht.
Alle bedrijvigheid zorgt ervoor dat er meer woningen nodig zijn. Er verschijnen nieuwe stadswijken in de polder. Eerst het buurtje langs de Weesperzijde, de Oosterparkbuurt en de Dapperbuurt, en daarna in het oostelijke deel van de polder, de Indische Buurt. Langzaam maar zeker wordt de polder volgebouwd. Het water is niet langer een vijand maar bondgenoot. Het gevecht tegen het water lijkt gewonnen.
Geef een reactie