1910
Verteld door: Jan J.F.H. van Geijn – zijn vader J.A.H.M. van Geijn (1899) groeide op in de Watergraafsmeer en keerde uiteindelijk weer terug in de Helmholzstraat. Hij kreeg een opleiding als banketbakker en werd later chef kok van o.m. het Koloniaal Instituut.
Op 14 mei 1911 schreef mijn vader als 11-jarige jongen een opstel (op de Leonardusschool in de Watergraafsmeer) over de in dat jaar gehouden vliegweek in de Watergraafsmeer. De letterlijke tekst:
De vliegweek
Op den 2den Paaschdag zag men door al die drukte nog jongens met borden van de vliegweek. Ik hoorde er een tegen een ander zeggen, terwijl hij naar zoo’n bord keek, dat zal me ook een drukte worden. De 30sten April zou er het eerst gevlogen worden, maar omdat er zoveel wind was is er heel laag gevlogen.
Den volgenden dag zag men ze allebei in de lucht. De tweedekker heeft zoo goed als niet gevlogen. Toen de school school uit was gingen wij naar de omval en zagen de vliegmachien boven ons hoofd zweven. Elken dag werd er wat gevlogen, zoo dat, dat geen nieuwtje meer was. Toen werd er naar het luchtschip gekeken, die inmiddels gekomen was.
En vooral trok het luchtschip zooveel aandacht door de bestuurbaarheid. Donderdags hadden wij een verpossing, onder het spelen ging het luchtschip op, het vloog een paar maal om Amsterdam en ging toen terug. Wij mochten toen nog een poosje op straat blijven. Om 12 uur gingen wij op het land staan van een boer en zagen het luchtschip boven ons hoofd. Dat kon zeker de boer niet velen, en zat ons achterna met zijn krommen benen, hij kon haast niet loopen. Toen gingen wij krijgertje met hem spelen maar geen een van ons getikt.
Den volgenden dag, toen wij ’s middags op school kwamen, mochten wij meteen weer aan ’t marcheren gaan naar Rozenburg.
Op den Middenweg zagen we nog meer kinderen die er ook heen gingen. Toen wij op het terrein kwamen mochten wij eerst het luchtschip bekijken, toen zag ik dat een heer op een ladder klom die van onderen vast werd gehouden door een troepje soldaten.
Ik hoorde een soldaat zeggen dat zij haast geen nachtrust, want zij moesten ook s’nachts ook op het luchtschip passen. Inmiddels gingen wij wat spelen en eindelijk naar den tribune. Daar zaten wij te wachten.
Toen wij op de tribune zaten werden er een paar liedjes gezongen en later kregen wij een boekje. Ik zag een paar soldaten die verbonden waren, de een aan zijn hand, de ander aan zijn hoofd. Toen gingen wij naar huis, want het duurde zoolang en pas was ik thuis of het luchtschip ging op. Na een tijd heb ik het niet meer gezien en moesten maar weer van zelf naar de vliegmachienes kijken.
De 7den Mei hebben zij nog verschillende mooien tochten gemaakt. ´s Avonds om 8 1/2 uur heeft er nog een gevlogen vlak boven ons huis en heeft er meteen de vliegweek meegesloten.
Mijn vader kreeg een 10 voor dit opstel.
Voor een verslag over de tocht van het luchtschip ga naar: Een luchtschip in de Watergraafsmeer
Geef een reactie