1960- 1975
Door: Jo Haen – Verteller: Rob Aling (1950) – Geboren in Amsterdam (Tidorestraat) en woont nu in Purmerend

Zijn lust en zijn leven
Jongensland: Het was voor Rob zijn lust en zijn leven. Een eldorado voor een jongetje uit de Tidorestraat in de Indisch Buurt. Het is alweer lang geleden dat Rob op Jongensland hutten bouwde maar nog steeds is hij enthousiast over die tijd en vertelt graag wat hij daar allemaal beleefde.
Hij was een jaar of 8, 9 toen hij met zijn oudere broers vanuit de Tidorestraat, Kramatweg, Valentijnkade en Ooster Ringdijk naar Jongensland ging, lopend of achterop de fiets wel te verstaan. ‘Hier is het” werd het genoemd. De heer van Vlaanderen was, als opvolger van de heer de Haan, de toenmalige beheerder. Latere beheerders waren onder andere Johan Koster, de heer van der Mortel en Ruud Koehler.
In plaats van het schrijven van strafregels
Onder het beheer van de heer de Haan (oud-politieman) werden jongens, bij wijze van “straf” vanwege kattenkwaad die ze uit hadden gehaald, op het Jongensland opgevangen. Ze werden begeleid in het bouwen van hutten en leerden roeien in de aanwezige roeiboten of leerden andere handvaardigheden aan. Een erg progressieve behandelmethode in plaats van het schrijven van strafregels op het politiebureau.
Later is de “strafmaatregel” verdwenen. De jongens kwamen er op eigen gelegenheid en met veel plezier. Bleef wel over dat Jongensland toen en tot veel latere datum als een vrijstaat voor de zogenaamde boefies uit de Indische buurt gold. Hier was ruimte voor kattenkwaad en andere activiteiten zoals fikkie stoken, slootje springen en boomklimmen. Die dingen werden in de eigen woonomgeving niet op prijs gesteld.


2 Bootjes aangemeerd bij het jachthaventje ‘Nooit gedacht’
Jongensland was elke dag open. In eerste instantie, in de jaren 50, was het alleen bereikbaar via een bootje. De beheerder kwam rond 9 uur aan bij het jachthaventje ‘Nooit gedacht’ bij het 5-centenpontje van Tante Corrie en Ome Piet. Daar lagen twee roeiboten aangemeerd. Met de twee roeiboten werd de beheerder naar jongensland gevaren door een speciaal benoemde bemanning. Om 5 uur werden de bootjes weer teruggebracht naar de Jachthaven, zodat er niemand op Jongensland kon komen na sluitingstijd. Later op de dag dienden de roeiboten onder andere als overzetvaartuig. Veelal sloeg de boot om als gevolg van over-bemensing en lag iedereen in het water. Kleren drogen bij een vuurtje.


Hout afkomstig van grote theaters
Als je vanaf de dijk met het bootje was overgevaren moest je je melden. En daarna kon je naar hartenlust hutten bouwen van hout dat vnl. afkomstig was van grote theaters. Het waren decorstukken, het zag er nog prachtig uit, heel vakkundig in elkaar gezet en het hout was ook van prima kwaliteit. Vroeger waren de containers van hout, ook dat werd gebruikt. Hoe je een hut bouwde moest je zelf maar ontdekken. Meisjes waren er niet, het was in die tijd echt een jongensding.

Ook dieren werden er gehouden
Je kon er het hele jaar terecht, elke dag na schooltijd ging Rob erheen, het werd een tweede huis voor hem. Dieren waren er ook, die waren van de jongens. Rob hield samen met vrienden zelf kippen en wel 40 duiven, waarvoor zij een hok hadden getimmerd. Hoe het voer werd betaald weet hij niet meer zo goed. Het kan best zijn dat dit centraal werd ingekocht door de leiding en dat de jongens dit gratis kregen. Elke dag met een conservenblikje naar het kantoor en bijvullen.
Een eigen ‘duivenclubje’
Na schooltijd verplicht naar Jongensland om de duiven te laten vliegen, het duivenhok schoon te maken en de duiven te voeren. Veelal kropen de jongens nog samen in een van de hutten en werd er thee gezet op een oude potkachel. Dan om 5 uur weer naar huis. Er waren meerdere jongens die duiven hielden, ze vormden een eigen ‘duivenclubje’. De duiven werden puur voor de lol gehouden. Het is al een heel avontuur dat zij steeds weer terugkomen op het hok. Onderling werden er, net als bij de grote duivenverenigingen, wedstrijdjes gehouden. De behoefte van de duivenjongens om mee te mogen doen met de grote verenigingen groeide met de dag. Daar was wel een zekere discipline voor nodig zoals het ringen van de duiven en het betalen van contributie. Maar dat hadden ze er voor over. In de loop van de tijd deden de duiven van Jongensland mee als volwaardig lid en vlogen ze mee met de door de duivenvereniging uitgezette vluchten en kregen speciale ruimte bij de tentoonstellingen. Naast de duiven waren er ook meerdere jongen die konijnen of kippen hielden. Er was zelfs een kippenboer en een paardenboer.

Primitieve omstandigheden
Het was in die tijd, in de jaren 60, één grote vriendenclub, je had respect voor elkaar, iedereen hielp iedereen. Er werd thee gezet en men bakte eieren. Er werd natuurlijk ook wel eens kattenkwaad uitgevoerd zoals stiekem een kopje thee van iemand half vullen met plas of duiveneieren op elkaars hoofd stukslaan. Er was toentertijd geen w.c. en geen waterleiding. Hiervan was pas sprake eind 60er jaren. Maar dat was geen probleem. Piesen enz. deed je gewoon in de sloot en voor water had je aan de overkant een pomp. Dat zal wel grondwater geweest zijn, maar dat deerde allemaal niet. Het was heel avontuurlijk.

Rob vertelt nog dat de romneyloods die op een van de foto’s staat helemaal uit Eindhoven kwam; gratis aangeboden. Ze zijn er met de leider en een aantal jongens naartoe gegaan, hebben daar de schuur uit elkaar gehaald en op Jongensland weer in elkaar gezet. Dat was natuurlijk een hele happening!
Soms kwamen er ouders kijken, maar dat vond je eigenlijk maar niks. Jongensland was jouw domein, een soort vrijstaatje.
Ook in West en Noord werden soortegelijke plekken als Jongensland opgericht
In de puberteit toen Rob het veel te druk had met zijn brommer en krantenwijk is hij een paar jaar niet naar Jongensland gegaan, maar daarna nam hij de draad weer op. Werd zelfs toen hij een jaar of 19 was vrijwilliger en later is hij zelfs 2 jaar in loondienst geweest. 3 Dagen in de week bij mijnheer v.d.Mortel. Hij is zelfs in dienst getreden bij de stichting ’t Anker om in Amsterdam West een soortgelijk landje te realiseren. Samen met zijn collega Theo heeft hij op een kaal stuk park (Rembrandtpark) het Landje opgezet. In eerste instantie alleen gericht op hout, spijkers, vuur en water. Later uitgegroeid tot een project waar naast de avontuurlijke evenementen ruimte was voor een creativiteitsclub, filmmiddagen, ponyclub en kinderopvang. Het Landje bestaat nog steeds in het Rembrandtpark. Ook in Amsterdam Noord en Purmerend kwamen er soortgelijke plekken als Jongensland. Het was natuurlijk een geweldig concept om vooral jongens van de straat te houden.
Zoals gezegd: Het was een geweldige tijd. Hij had het voor geen goud willen missen!
ik heb daar ook een mooie tijd beleefd, zelfs het duivenhok van Rob Aling overgenomen. Nog steeds vriendschap met een aantal jongenslanders.