1949 – 1986
Verteld door: Niko Paape (1944-2010) is geboren op 20 maart 1944 in de Veeteeltstraat 133 in Betondorp, het deel van de Veeteeltstraat dat tussen de Brink en de Onderlangs ligt. Om een mysterieuze reden is huisnummer 133 inmiddels veranderd in 135.

Vanaf rechts eerste rij. Tweede meisje: Irene Thoeness, dan Peter Sieswerda en daarnaast zijn zusje. Meest links is Janie Spanjer. Tweede rij vanaf rechts: Trudie de Bruin, dan nn., Hetty Koostra. Weer nn en daarnaast Irma Naarden. Links naast juffrouw Ottersberg is Onno Poortier. Dan nn en een jongetje dat Menno heette. Weer nn. Derde rij van rechts: nn, nn, ik met het stippeltjesbloesje, Loesje Veeling. Links naast juffrouw Ottersberg mijn makker Appie, dan Hannie en weer nn. Achterste rij van rechts: Hans Meijer, nn, Henkie Stil, Hennie, Robbie Angel en m’n vechtmaatje, Dikkie Ridderhof. Alle rechten voorbehouden
Terugrekenend moet het in 1949 geweest zijn dat mijn moeder mij, huilend en tegenstribbelend, voorzien van een nieuwe, leren schooltas, een leitje en een sponzendoosje, de klas van juffrouw Ottersberg binnenvoerde.
Het eerste jaar op de kleuterschool
De vreemde kindertjes kunnen het niet geweest zijn want met de meeste had ik op de kleuterschool op de Zaaiersweg gezeten, dus het moet het gewicht van de gebeurtenis zijn geweest, waardoor ik werd verpletterd.
Juffrouw Ottersberg, op wie ik gelijk verliefd was en bleef, ondanks haar verschrikkelijke verraad, zette mij neer naast een jongetje met een wat bollig koppetje, Onno Portier. Onze gezamenlijke ellende heeft ons die dag overeind gehouden.
Voor zover ik me dat herinner, verliep dat eerste jaar bizonder aangenaam: we vochten veel en hielden elke dag uitvoerig kopwedstrijden in de bak naast de ingang. Dat was de ingang van meester Lavel. De andere bak was die van de ingang van meester Barmentlo, veel in gebruik bij jongetjes uit hogere klassen. Als wij daar bezig waren, was dat voor ons zoiets als een uitwedstrijd. Het gebeurde ook niet zelden dat we er enigszins gehavend vandaan kwamen. \
Juffrouw Ottersberg was voor ons het einde
De klas van juffrouw Ottersberg was de eerste klas rechts aan de kant van meester Lavel. Door het midden van de school liep als het ware een scheidslijn. Zo ik al aan de kant van meester Barmentlo in een klas heb gezeten, dan ben ik dat vergeten. Bij mijn weten. Bij mijn weten is dat ook nooit gebeurd.
Voor ons was juffrouw Ottersberg het einde: ik denk dat ieder jongetje tot over z’n oren verliefd op haar was en ook in later jaren bleef. Je status in de klas steeg wanneer je bij haar op schoot had mogen zitten. Slim als ik was, is me dat vele malen gelukt. En dat was niet eenvoudig want je status steeg namelijk ook als je andere jongetjes te pakken nam en er ontstond in die klas al vroeg een ‘gang’, bestaande uit Appie, Robbie Appel en ikzelf, die de boel behoorlijk terroriseerde. Later kwam daar nog bij: Roeltje Kobelenz van de schoenmaker op de Onderlangs.
Haar verloofde was volgens ons niet veel zaaks
Toen juffrouw Ottersberg op een dag aankondigde dat zij ons ging verlaten vanwege een huwelijk sloeg de paniek behoorlijk toe. Wij hadden haar verloofde al wel een paar maal gezien, maar veel zaaks was het volgens ons niet. De man was veel te lang en mager en had bovendien een haakneus. Dat hij wel aardig was maakte hem des te verdachter. Maar het feit dat juffrouw Ottersberg ons toevertrouwde dat hij kleurenblind was, deed voor ons de deur dicht. Hoewel we niet precies wisten wat het was en er uitgebreid over discussieerden, leek het reden genoeg om het huwelijk af te gelasten.
Alle jongetjes geraakten in diepe droefenis
Een delegatie ging op bezoek bij juffrouw Ottersberg en haar verloofde, toen verblijvend aan het Robert Kochplantsoen bij de Kruislaan, en hoewel we veel van plan waren geweest, leken onze kelen dichtgeschroeid en konden alleen onze wanhopige doch veelbetekenende blikken juffrouw Ottersberg voor het naderende onheil waarschuwen.
Helaas, het heeft niet mogen baten en alle jongetjes geraakten in diepe droefenis: nog jaren werd het huwelijk van juffrouw Ottersberg als een groot verraad gevoeld: zij was onze moeder en minnares geweest en had ons verlaten voor een kleurenblinde, te lange magere man.

Tegen ons vieren was geen kruid gewassen
De tweede foto is uit de zesde klas, genomen tijdens een werkweek in Nunspeet. De meeste kinderen uit de eerste klas staan er nog op. Toch waren er in de loop der tijd wel wat bijgekomen.
Nu, achteraf, herinner ik me de namen van zes kinderen niet meer. Wel hun gedrag, hun stemmen, de uitstraling die ze hadden en hun posities in de klas. Twee kinderen staan niet op die foto: Roeltje Kobelenz en Ilse Piller. Roeltje, in het vijfde schooljaar met zijn familie geëmigreerd om enkele jaren later weer terug te keren, was, samen met Appie en Robbie Appel, mijn beste vriend. We waren ook het sterkste van de klas, en tegen ons vieren was geen kruid gewassen. Van die wetenschap hebben we veelvuldig gebruikgemaakt, zowel binnen school als na schooltijd, als we even met iemand moesten ‘spreken’. Meestal waren dat zeer hardhandige gesprekken maar ze hadden vrijwel altijd een Doel.
Saskia was mijn grote liefde en ik de hare, verbeeldde ik me
Ilse Piller, wat later op school gekomen, had daarmee te maken. Vanaf het eerste schooljaar was Saskia Grijn mijn grote liefde en ik, zo verbeeldde ik me, de hare. Ik was haar ridder en bovendien bracht ik een drietal vrienden mee die voor niets en niemand uit de weg gingen, ook niet voor meester Lavel.
Eén van de belangrijkste taken binnen schooltijd van dit groepje was het beschermen van Saskia Grijn. Als haar ook maar het geringste onrecht was geschied, of wanneer wij dit slechts vermoedden, dan traden wij op. Een andere reden om op te treden was natuurlijk, hoewel we dat niet met zoveel woorden zeiden, wanneer Saskia Grijn wat teveel aandacht besteedde aan andere jongetjes. Anne Wagenaar bijvoorbeeld, die in de vierde of vijfde klas op school kwam. Hij was de zoon van de apotheker aan het Oosterpark en was wat zachter van uiterlijk en goed dan wij. Hij kwam dus al niet uit Betondorp, wat heel erg was, en was bovendien een meidenlel, dat heeft hem heel wat keren een pak slaag opgeleverd wanneer hij in het speelkwartier wat te dicht in de buurt van Saskia Grijn en haar vriendinnen had verkeerd.

Ze was op ballet, mysterieus en elegant
Het bijzondere aan Saskia Grijn was, behalve dat ze natuurlijk het mooiste en het knapste was, dat ze ‘op ballet’ was, mysterieus en elegant. Bovendien had ze geen vader meer en haar moeder (Greet) was juffrouw op de Zaaierswegkleuterschool.
Ilse Piller, ook later op school gekomen, was een donker, stug meisje dat niet veel zei, een belachelijke haardracht had en ook verder niet veel vriendinnen had, maar ze zat ook ‘op ballet’ en trok haar neus op voor het ballet van Saskia Grijn.
Dat kon natuurlijk niet. In de bewuste werkweek (foto 2) was er een amfitheatertje. Zowel Saskia Grijn als Ilse Piller gaven daar een balletuitvoering. Saskia was lichtvoetig en beminnelijk, een engel. Ilse Piller, haar náám al, was asceties, hard, stug en ongenaakbaar.
Toch, voor alle zekerheid, gingen Robbie Appel, Appie en ik na de voorstelling nog even rond om iedereen er zo nodig van te overtuigen dat Saskia natuurlijk het beste was geweest. En dat was natuurlijk ook zo. Wat er van Ilse Piller terechtgekomen is weet ik niet.
Baard in de keel, dus niet meezingen in het koortje
Saskia en ik waren voor elkaar voorbestemd, dat wist iedereen vanaf de eerste of tweede klas, en voor zover men dat niet wist, dan werd het wel duidelijk gemaakt. Na de lagere school fietsten we zelfs iedere morgen, vergezeld van Marion Groen, naar de driejarige HBS-B aan de Polderweg.
Toch heeft het niet zo mogen zijn: vlak voor de kerstuitvoering op deze school, kreeg ik de baard in de keel en mocht dus niet meezingen in het koortje. De school was nogal makkelijk en dus was ik een klier, hetgeen tot gevolg had dat ik, tijdens de kerstuitvoering, waarop ik dus niet kon zingen, het krukje waarop de dirigent, tevens hoofd der school, stond onder hem uit werkte zodat hij ter aarde stortte.
We bleken minder voor elkaar bestemd te zijn
Aan mijn moeder werd vervolgens meegedeeld dat een wat moeilijker school zijn aandacht wellicht wat meer op het schoolwerk zou richten. Dat klopte, maar ik verloor er Saskia Grijn mee, dat was erger. Hoewel we bij elkaar in de buurt bleven wonen na verhuisd te zijn, bleken wij minder voor elkaar bestemd dan in ieder geval ik tot dan toe rotsvast had geloofd en tot zijn afgrijzen en wanhoop trouwde ze later zelfs met iemand die Tom heette en een baard en bril had.
Juffrouw Ottersberg heb ik vergeven, dat was een onontkoombaar noodlot, dat voelden we ook wel, maar Saskia Grijn’s gedrag is me altijd een raadsel gebleven.

De indeling op de foto klopt met de structuur
De tweede foto is typerend voor de bewuste klas 6. De indeling klopt met de structuur.
Vooraan links zit Anne Wagenaar, de apothekerszoon, met naast hem Frankie Scheepers, zijn boezemvriend. Anne Wagenaar kreeg vaak op zijn donder van het groepje. Rechts van hen, Frankie Scheepers die een glazen oog had, hetgeen ons toch wel wat angst inboezemde, was de beschermer van Anne Wagenaar, vaak een redelijk effectieve beschermer bovendien.
Het groepje rechts, allemaal met de armen om elkaars schouders, maakte de dienst uit. De meest linkse van dit groepje was Henkie Stil wiens vader privé-chauffeur was, en die er een beetje bijhing: hij mocht meedoen. Naast hem zit Robbie Appel, daarnaast Appie, Onno Portier, Wimpie Lagerwaard en ik. Wimpie was een etterige zenuwpees, wonende op het Huismanshof 48, wiens moeder het immer over mij had als ‘die jongen’, en wiens zuster buikdanseres was, naar hij zei.
Paultje Spier
Achter deze eerste rij bevindt zich een groepje jongetjes van het tweede garnituur als het ging om machostatus: vanaf links Robbie van de Weele en Woutje van de Vecht uit Duivendrecht; dan een jongetje van wie ik alleen nog weet dat hij Leo heette en daarnaast Paultje Spier en Hans Meier. Paultje Spier woonde met zijn moeder op de Onderlangs. Hij bracht ons met grote hardnekkigheid onder de aandacht dat hij ‘joods’ was en dat zijn vader in de oorlog was vermoord. Ofschoon ons toen nog niet helemaal duidelijk was wat de implicaties van ‘joods-zijn’ waren, begrepen we dat het met de oorlog te maken had en dat het iets heel ernstigs was. Ook vanwege het beklemmende karakter van Betondorp na de oorlog, het krankzinnige feit dat NSB-ers en verzetsmensen in het algemeen gewoon als buren naast elkaar bleven leven, maakte het ‘joods zijn’ van Paultje Spier diepe indruk op ons, als gevolg werd hij bijna altijd beschermd als het op vechten aankwam.
Overigens heeft hij van onze tolerantie jegens hem gebruik gemaakt door secretaris/penningmeester van de rakettenclub te worden, toen we met schoenblikjes, luciferkoppen en gejatte benzine onze eerste lanceringen verrichtten. In die hoedanigheid hief hij bij Hans Meier en mij, de twee enige leden naast hem, contributie waarvoor hij geen onmiddellijke bestemming had behalve het oprichten van een loterij. De hoofdprijs van die loterij was de helft van de inzet. De andere helft bleef voor Paultje Spier en hij had er nog een naam voor bedacht ook: administratiekosten. Wat dat was wisten we niet geheel maar de zonderlinge verdeling was ons duidelijk.
Paultje Spier heeft later nog de publiciteit gehaald door te verkondigen dat moeder de ‘hikziekte’ had en daaraan zou sterven. Enkele jaren geleden ben ik hem op Schiphol tegengekomen. Hij is medisch fotograaf.

Ook de meisjes betekenisvol opgesteld
Ook de meisjes zijn betekenisvol opgesteld. Saskia Grijn stond, zoals het hoorde, in het midden, vlak voor meester Lavel. Het meisje links van haar en de twee aan haar rechterkant fungeerden als haar paladijnen. Van die twee herinner ik me alleen Marjan van Geenen, direct rechts naast haar.
Links van dat groepje staat een viertal meisjes dat door ons, jongetjes, niet werd aangekeken. Ze waren, eerlijk gezegd, in die tijd ook niet het mooist wat men zich kan indenken: schutterig, nerveus, stotterend of snottebellend. Ze hadden voor ons geen bijzonder aantrekkelijke eigenschappen. Rechts van het middelste groepje staat een viertal meisjes met rechts daarvan juffrouw de Wilde, ongetwijfeld een schat van een mens maar niet de favoriete van onze klas. Ze deed haar naam bijzondere eer aan.
Dit groepje meisjes had een wat hogere status, vooral door Loesje Veele (derde meisje van rechts) en de ongenaakbare Hetty Kooistra met haar lange pijpenkrullen. Rechts, vóór juffrouw de Wilde, staat Marion Groen, boezemvriendin van Saskia Grijn, getrouwd met Rien Jongsma. Linksachter staan drie meisjes die altijd met elkaar waren: Janie Spanjer, de aanvoerster, met links van haar Trudy de Bruyn en rechts Irma Naarden. Het groepje van drie dat rechts achteraan staat, viel ook weer geheel buiten onze belangstelling en van de drie ken ik alleen het rechter meisje Irene Thoenes. De twee andere zijn nu naamloos.
Meester Lavel werd bewonderd en gevreesd
Meester Lavel, tenslotte, werd bewonderd en gevreesd. Naarmate we ouder werden namen de botsingen met hem toe en een enkele maal heeft hij ons over de speelplaats en door wat laantjes achterna gezeten, hopende ons met de scherpe punt van zijn schoon zeer hard te raken. Ofschoon hij mij vaak gehaat moet hebben, waardeerde ik hem wel. Ik vond hem bijzonder en het was volkomen natuurlijk dat hij het Hoofd der School was. Zijn gedrag was wat autoritair, aan de andere kant toonde hij dat hij een bijzonder gevoelig en diep meelevend mens was. Ter gelegenheid van de begrafenis van Marjan van Eck, het tweelingzusje van Sonja van Eck, poseerde hij de hele school op het Huismanshof terwijl de begrafenisstoet langsreed. Het was op die ochtend mooi en helder weer en het hele Huismanshof met al die kindertjes was zeer stil. Het was zeer indrukwekkend en de ernst van de gebeurtenis werd ons bijzonder goed duidelijk toen wij zagen dat meester Lavel met roodbehuilde ogen tussen ns stond, zijn lippen tot een streep vertrokken, maar toch, hij schaamde zich niet.

Vele uren op een eenzame gang doorgebracht
Zoals gezegd, raakte ik Saskia Grijn kwijt en ik kwam terecht op een school, het Comeniuslyceum aan de P.L. Takstraat, waar ook Paultje Spier en Hans Meier op zaten, god zij dank, de band met beiden, begonnen op de kleuterschool, bleef nog lang en hoewel ik ook op die school een etter moet zijn geweest, bleef ook daar het gevoel dat Paultje Spier beschermd moest worden als dat zo uitkwam, en dat kwam vrij regelmatig voor op maandagochtend wanneer meneer de Groot (gefingeerde naam JH) , Nederlands, een ochtendhumeur had.
De heer de Groot was enigszins antisemitisch, had een grote hekel aan Paultje Spier en lag bij voortduring overhoop met mij omdat ik de toenmalige spelling verouderd vond en dus consequent anders schreef. Hij kon me echter zeer moeilijk wat maken want ik was zijn beste leerling. Hij vond er derhalve regelmatig aardigheid in om allerlei zaken naar het hoofd van Paultje Spier te gooien, of naar het mijne, aangezien ik vóór Paultje zat. Wanneer hij me uit de klas wilde verwijderen trachtte hij me te pressen mijn liniaal af te staan om Paultje Spier af te rossen, het heeft me vele uren op een eenzame gang buiten de rectorskamer bezorgd.
Maar ook dat liep ten einde, niemand ooit meer gezien tot vorig jaar. Toen stond ineens voor mij Roeltje Kobelenz, nu Roelof geheten. Zijn neus was iets minder scheef, zijn blik net als vroeger wat onzeker lachend. Hij kwam voor zijn bedrijf wat fietsbakken plaatsen en moest even opbellen in het gebouwtje waar ik werk. Zijn herinnering kwam later dan de mijne, na 31 jaar, maar hij was dan ook geëmigreerd geweest.

Band met Betondorp altijd sterk gebleven
Mijn band met Betondorp is altijd heel sterk gebleven. Ik heb in de Veeteeltstraat 133 gewoond tot mijn veertiende. Daarna verhuisden mijn ouders naar de omgeving van de James Wattstraat maar zij zijn tot vandaag contact blijven onderhouden met vrienden die in Betondorp bleven wonen.
Na het Comeniuslyceum ben ik op de filmacademie terechtgekomen en heb als filmmaker de opkomst en ondergang van de Nederlandse experimentele film meegemaakt. Ik heb een tijdje wis- en natuurkunde gestudeerd aan de UvA en ben nu adjunct-directeur van een kunststichting. Ik heb een schat van een vriendin en samen hebben we drie kinderen, twee meisjes en een jongen die twee weken geleden in Tokyo met een Japans meisje is getrouwd.

Niko Paape. 1986
2e rij 4e jongetje naast Irma Naarden, ben ik: Edo van Eekeres. Tot aan de 4e klas heb ik mooie herinneringen aan de Watergraafsmeerschool.
Ik kan me nog heel goed herinneren dat een van de tweelingzusjes overleed. Er werd gezegd dat hersenvliesontsteking oftewel nekkramp de oorzaak was. Het was geen eeneiige tweeling: Marjan was blond en groter dan Nelleke, die ook veel donkerder was. Ook qua karakter waren ze heel verschillend. Ik weet dat omdat mijn broer Peter in deze klas zat. Dus ik heb er wel wat van meegekregen. Het hele dorp was in beroering. En er was ook sprake van enige paniek, want deze ziekte was zeer besmettelijk. Zo kon het gebeuren dat Peter zich op een dag niet lekker voelde. Dokter Wagenaar werd geconsulteerd en stelde vast dat er hier ook sprake zou kunnen zijn van nekkramp. Het hele gezin moest meteen in quarantaine. Gelukkig kon een dag later vastgesteld worden dat hier gelukkig geen sprake was van deze enge ziekte en konden wij weer naar school.
Overigens meen ik me te herinneren dat de3 naam van het overleden meisje niet Marjan maar Nelleke was.
ik sta ook op de fotos. op de eerste foto zit ik naast jani spanjer en op de foto in nunspeet sta ik tussen hanni kuiyper en ida laflour ,het is mooi oude fotos te zien.ik woon al 60 jaar in beieren-maar denk noch vaak aan betondorp-iok zou het leuk vinden als ik een andwoort krijg
Het jongetje op de eerste rij is Peter Sieswerda en het meisje daarnaast is niet zijn zusje, want dat ben ik en ik ben vijf jaar ouder dan Peter.