Bron: Het Parool – 21 maart 2022
Door: Maarten Moll
De eindbestemming was de Wolvenstraat, hartje centrum. Ik mocht weer naar buiten, corona was afgeschud. En ik werd meteen, al fietsend, met mijn neus op de feiten gedrukt. Overal sportende mensen in de nakende lente.
Het begon al in Meerpark. Daar stonden twee jonge vrouwen op een bokszak, of stootzak, of hoe zo’n ding ook heet, te rammen. Met handen en voeten. Moordend tempo. Op de klimwand was het overvol, en op de heuvel, in de volksmond ook wel de Teletubbieheuvel genoemd, deed een klasje buikspieroefeningen.
Even verderop, vlakbij Duofit en de Jaap Edenbaan, werd een wat oudere heer onder handen genomen door een personal trainer. De hevig zwetende en kreunende man zwaaide met dikke touwen. De eeuwige strijd om de zomer goed voorbereid tegemoet te treden. Ik voelde de coronakilootjes knellen onder mijn jas.
Op het grote grasveld van de Radioweg stond een militante vrouw een achttal mensen af te beulen. Er lag een indrukwekkend arsenaal aan werktuigen aan haar voeten, bestaande uit medizinballen, gewichten waarmee je kunt zwaaien en halters. “Nee, je bent hier niet voor je plezier,” schreeuwde de vrouw. Achter haar rug sloegen twee jonge mannen het opdrukken even over. Hun rode hoofden knalden zowat uit elkaar. Het geheel werd gadegeslagen door een vrouw in een ontzettend fleurige rok die bij de Febo op de hoek op een stoel zat, en die hoofdschuddend een hete kroket aan het wegwerken was. Ik stopte om bus 65 voorbij te laten rijden. Na tien dagen niet sporten voelde ik me ook zo oud. En het water liep me in de mond, want ik had al in geen eeuwen een kroket gegeten.
Precies twee keer heb ik tijdens de quarantaine op een matje in de slaapkamer een serie oefeningen proberen te doen. Ik liep de kantjes er geweldig vanaf. Ik viel een keer om toen ik op één been iets moest doen dat er toch niet zo ingewikkeld uitzag. De linnenkast kraakte vervaarlijk toen ik ertegenaan sloeg.
Ik fietste langs de basisschool waar mijn dochters op hadden gezeten, met de legendarische gymjuf Klazien. En toen verder richting stad. Ik kreeg geen rust op deze helletocht, want overal hardlopers, en langs de Oranje-Vrijstaatkade was een groepje bezig met stukken boomstam.
Bij het Tropenmuseum zag ik een woeste man op de daar opgehangen stootzak bezig. “Hier!” riep hij, “en nu zeg je niets meer, hè?” In het Wertheimpark legde een groep collectief een been in de nek.
Daarna versteende de stad zo, dat ik geen sportievelingen meer zag tot ik de Wolvenstraat bereikte. Bekaf ging ik op het kleine terras zitten. In de spiegeling van de ruit zag ik, nadat ik een aantal lagen van mezelf had afgepeld, de adonis van weleer zitten. Snel boekte ik op mijn telefoon voor de komende dagen zweetklasjes in de sportschool.
Geef een reactie