1927 – 1945
Door: Johanna (Jo) Magdalena Sinke (1927). Geboren in de Gaffelstraat 30, Betondorp Amsterdam. Ze heeft de oorlog in Betondorp meegemaakt. Woont nu in Amstelveen.
Bombardement op Rotterdam
Het gezin bestond uit vader, moeder en 3 dochters. Waarvan de oudste (een halfzusje) dat veel ouder was al vóór de oorlog het huis uit was.
Haar moeder was huisvrouw, terwijl vader een taxibedrijf had.
Haar vader moest op de vierde oorlogsdag (14 mei 1940) een klant naar Rotterdam brengen. Best ver weg en hij kwam daardoor pas heel laat thuis. Hij zag spierwit van de angst en ontzetting over wat die hij onderweg had meegemaakt. Hij was namelijk getuige geweest van het hevige bombardement op Rotterdam door de Duitsers.
Pieter Nieuwlandschool en INAVO
Zij zat op de openbare lagere school Pieter Nieuwland aan het Zuivelplein. Haar middelbare schoolopleiding heeft ze volbracht op het instituut INAVO. Buiten de reguliere vakken lag daar de nadruk op blind typen en steno. Het instituut bevond zich op de hoek van de Hogeweg en de Middenweg.
De oorlog breekt uit
Zij kan zich nog goed herinneren dat zij bij het uitbreken van de oorlog, ’s nachts om omstreeks 04.00 uur vanuit haar raam de lucht inkeek omdat er tientallen vliegtuigen overvlogen met een zwaar ronkend geluid. Wat zij ook hoorde, was het continue gebulder van het Nederlandse afweergeschut dat stond opgesteld op de Middenweg ter hoogte van het voormalig Ajaxterrein (nu het Robert Kochplantsoen JH. Haar moeder slaakte een kreet en riep “Het is oorlog”! Waarop zij in haar onbevangenheid verheugd opmerkte “Hoi, dan hoeven we niet meer naar school”. Haar moeder werd hier heel kwaad over en gaf haar straf voor deze opmerking. Wat zij zich ook kan herinneren was, dat er een NSB-familie in de straat woonde. Die werd gemeden.
Deportatie Joodse medeburgers
Na de capitulatie bleef het aanvankelijk rustig en veranderde er niet zoveel op straat. Behalve dat er veel Duitse soldaten door de stad patrouilleerden die verder in het begin wel beleefd deden. Die soldaten kwamen gek genoeg niet veel in Betondorp. Dat versterkte voor haar het gevoel dat er aanvankelijk niet veel was veranderd in de situatie.
Dat werd anders toen zij getuige was van de deportatie van Joodse medeburgers bij de Hollandsche schouwburg. Vanuit een portiek op de Plantage Middenlaan zag zij tot haar ontzetting honderden Joodse mensen die door de Duitsers op hardhandige wijze bijeengedreven werden. Dat was angstaanjagend.
Voor zover zij zich kan herinneren zaten er geen Joodse kinderen bij haar in de klas. Wel had zij een Joods vriendinnetje en een Joods vriendje waar zij regelmatig mee buitenspeelde. Hun namen kan ze zich niet goed meer herinneren. Plotseling waren ze verdwenen. Ze heeft hen nooit meer gezien. Of ze zijn gedeporteerd of ondergedoken zijn weet zij niet.
Zij kon de eerste tijd van de oorlog aanvankelijk normaal naar school. Zeker in het “veilige” Betondorp. Dit veranderde wel toen zij naar de middelbare school ging op de hoek Hogeweg/Middenweg. Op de Middenweg waren voortdurend Duitse soldaten aan het patrouilleren die haar met enige regelmaat aanhielden en/of achterna liepen als zij onderweg was naar de tram.
In het voorjaar van 1944 heeft zij 3 maanden in het Parkherstellingsoord in het Oosterpark gelegen. Zij had een zware angina gehad en was erg verzwakt. De huisarts had haar daar naar toe gestuurd.
De hongerwinter
Een vreselijke tijd. Er was helemaal niks. Ze hebben echter geen honger geleden, maar dat was wel op het randje. Ze herinnert zich een continue gevoel dat het heel leeg was in haar maag. Bij gebrek aan goede schoenen moest zij op klompen lopen. Trams reden in de oorlogswinter niet, dus moest zij lopen. Met de fiets door de stad rijden was riskant, wegens de grote kans op inbeslagname door de Duitsers.
Zij moest als enige van het gezin gedurende 3 maanden, vanaf januari 1945 tot eind maart 1945 om de dag op haar fiets met 1 houten band de boer op. Zij fietste om de dag, in totaal zo’n 45 keer dus, een rit door de polder richting Abcoude om daar bij een boer melk te halen. De boer had medelijden met haar omdat ze zo mager was. Zij herinnert zich dat die melk heel romig was, zo van de koe. Op de melk zat een laag room waar haar moeder weer roomboter van maakte. Haar moeder heeft na de oorlog vaak tegen haar gezegd dat door die ritten zij het gezin waarschijnlijk van de hongerdood heeft gered. De reden waarom zij de boer op moest en niet haar oudere zusje was omdat die lichamelijk te zwak was.
Bevrijding en feest in Betondorp
Het was één groot feest. Op de voormalige brug bij Diemen die verbinding maakte met de Watergraafsmeer ter hoogte van de Middenweg, stonden honderden mensen langs de weg. Zij is op een voertuig van de binnentrekkende Canadese militairen geklommen en een heel stuk meegereden, tot aan het Victoriaplein bij de wolkenkrabber. In Betondorp waren er feesten met stoelendansen.
Er is een krantenartikel van vlak na de oorlog waarin Jo op een foto staat. In dat artikel wordt zij beschreven, omdat zij op een georganiseerd feest aan de Middenweg gedanst heeft, naar aanleiding van een vraag van de organisatie wie er naar voren wilde komen om te dansen. Zij stak daarop eigenwijs haar hand op en liep naar voren en begon te tapdansen.
Zij heeft dat artikel nog ergens liggen als het goed is. Helaas heeft ze het niet kunnen vinden. Misschien komt het nog, hoop ik.
Peter Sieswerda zegt
Volgens mij was dit gedeelte tot ver na de oorlog ( tot na de renovatie van de huizen)nog Weidestraat hoewel wij dit gedeelte het Weidepleintje noemde. Ik zelf heb in de Gaffelstraat nr 33 tot mijn 21 ste jaar gewoond en uiteindelijk is mijn Vader daar op 90 jarige leeftijd overleden.in 1990. Toen liep de Weidestraat vanaf de Zaaiersweg tot aan het Onderlangs. De Gaffelstraat was uitsluitend laagbouw net als de Harkstraat.
Ruud Meerleveld zegt
Peter heeft gelijk. De betreffende woning nr. 30 op de foto werd in mijn jeugd, 50er, 60er jaren, bewoond door de familie Biesma. Caroline (Carrie) zat bij ons in de klas. Mogelijk, wel vreemd, dat dit gedeelte nu Gaffelstraat heet, toen zeker niet!