.
1929 – 2019
Auteur: Jo Haen – Verteller: Lies de Vries, (1929-2021). Geboren en getogen in Betondorp. Lies is begin dit jaar overleden.
Lies is geboren in Betondorp toen de wijk net was gebouwd, in de jaren 20 van de vorige eeuw. Tuindorp Watergraafsmeer, zoals Betondorp officieel heet, was bedoeld voor ‘rooie’ arbeiders, die iets meer wilden voor hun kinderen en zichzelf. Eerst werden de betonwoningen gebouwd, later die met de rooie daken. Die rooie daken sloegen, volgens Annie, op de socialisten, het ‘rooie dorp’ werd het daarom ook wel genoemd, want de meeste bewoners waren lid van de S.D.A.P. Jaarlijks, op 1 mei, de Dag van de Arbeid, werd er in Betondorp een fakkeloptocht georganiseerd. Die optocht maakt op Annie grote indruk.
Lies had nog 2 zusjes. Haar vader was ziekelijk, hij leed aan T.B.C. en heeft veel tijd in sanatoria doorgebracht. Regelmatig gingen ze met de Gooise stoomtram naar het sanatorium in Laren bij hem op bezoek.
Als hij thuis was stonden de ramen altijd open i.v.m. zijn ziekte. Lies is daar zo aan gewend geraakt dat ze zelfs nu nog die gewoonte heeft. Bezoekers klagen dan dat het zo koud is in de kamer. Alleen als het vriest doet ze de ramen dicht. Haar vader is helaas jong gestorven, hij is slechts 38 jaar geworden. Haar moeder bleef dus al heel vroeg met 3 kinderen alleen achter. Liesje was toen pas 5 jaar. Haar vader had bij de gemeente gewerkt en had daarom gelukkig een goed pensioen zodat het gezin financieel goed verzorgd achterbleef. Lies, die de jongste van de drie meisjes was, ging naar de kleuterschool op de Zaaiersweg.
In de oorlog hadden ze het niet makkelijk. Haar moeder ging kleding naaien in ruil voor voedsel bij een boer in Badhoevedorp. Gelukkig konden ze op een gegeven moment eten halen bij de gaarkeuken op het Zuivelplein. De pastoor en dokter Wagenaar (die in de oorlog even burgemeester was van Betondorp) hadden daarvoor gezorgd. Lekker was het niet, ontzettend vies vond ze die suikerbieten. Ze kreeg het bijna niet weg, daarom kreeg ze later een potje biet + suikerbiet door elkaar, dat was iets beter te eten.
Voor de Joodse Betondorpers was het natuurlijk allemaal veel erger. Ze werden door de Duitsers weggehaald en naar de kampen gestuurd. Zo ook haar vriendinnetje Mientje Springer. Lies heeft gezien, hoe ze op straat werd weggevoerd door de Duitsers. Ze huilde en schreeuwde. Later werden ook haar broertje en de andere familieleden weggehaald. Ze zijn allemaal vermoord in Auschwitz. Lies heeft daar heel veel verdriet van gehad, en nog steeds. Zoiets vergeet je nooit.
Op het Robert Kochplantsoen, wat toen nog een open veld was, stond in de oorlog afweergeschut van de Duitsers. De granaten vlogen soms door de lucht en als kind zocht ze granaatscherven op straat. In de hongerwinter, in het laatste oorlogsjaar, werden op de Kruislaan alle bomen omgezaagd om in de kachel opgestookt te worden. Voor verwarming en het koken van eten.
Opgroeien in Betondorp was als opgroeien in een dorp. Bij het ‘witte kerkje’ aan de Zaaiersweg hield de bewoonde wereld op en waren er alleen nog weilanden. ’s Maandags liepen er boeren met koeien vanuit Duivendrecht en Ouderkerk door Betondorp op weg naar de veemarkt bij de Zeeburgerdijk. Soms rukte zo’n koe zich los en rende door de tuintjes, die er daarna niet meer uitzagen! De bewoners waren dan in alle staten! Op zondag gingen er boeren uit de omgeving in een koetsje naar de kerk en reden dan ook door Betondorp. Het was een heerlijk leven, in het dorp Betondorp!
Wat het openbaar vervoer betreft reden er 2 bussen door de wijk, bus A en bus D. En de schillenboer kwam met paard en wagen door de buurt om schillen op te halen.
Lies ging na de kleuterschool naar de lagere school op de Huismanshof en later naar de M.U.L.O. in de Copernicusstraat, maar nadat de Duitsers de school in beslag namen, moest ze naar de Van Deventerschool op het Javaplantsoen bij het Flevopark. Na 3 jaar had ze het wel gehad en wilde ze niet meer naar school. Ze wilde gaan werken, geld verdienen voor haar moeder. Ze werd leerling-verkoopster bij Metz & Co., in de Leidsestraat, werd daarna opgeleid tot coupeuse en kreeg daar later een goeie functie. Ze ging er lopend heen, dat was zo in die tijd. Een fiets had ze niet. Het was oorlog en soms zag je op straat mensen in de goot liggen te creperen. Vreselijk vond ze dat.
Lies trouwde en samen met haar man kregen ze 3 kinderen. Ze bleven in Betondorp wonen, eerst woonden ze in bij haar ouders en later kregen ze een eigen huis. Haar man is een paar jaar geleden overleden. Hij is 95 jaar geworden.
En nog steeds woont ze tot volle tevredenheid in Betondorp, ze heeft ondanks haar hoge leeftijd een goed contact met de buren, af en toe komen ze bij elkaar. Dan neemt iedereen wat lekkers mee en hebben ze samen een gezellig uurtje. Verder is het er erg rustig, ze woont vlakbij De Nieuwe Ooster, dat is net een bos, dat vindt ze geweldig, al is het soms wel erg stil.
De winkeltjes mist ze wel, die zijn er bijna niet meer, maar gelukkig haalt een dochter haar af en toe op om boodschappen te gaan doen op het Christiaan Huygensplein of ergens anders.
——————-
Lies is rond de jaarwisseling overleden. Dat zij moge rusten in vrede † (JH 10-04-2021)
Peter Sieswerda zegt
Heel aangrijpend.Zo herkenbaar wat in de moeilijkste periode van Betondorp heeft plaats gevonden.Ik ben op 4 augustus 1944 geboren in de Landbouwstraat nr 17 huis en na 1945 verhuisd naar Gaffelstraat 33,waar ik tot mijn 21e jaar heb gewoond.Mijn vader heeft tot zijn overlijden (1999)op hetzelfde adres gewoond en ik denk bijna dat je mijn ouders hebt gekend en zelfs ontmoet.Mijn moeder was toen eerder overleden.Zij was een klein vrouwtje met haar hondje ging ze samen met mijn vader naar het ontmoetingscentrum achter de bibliotheek.Daar heb nog wel foto,s van.Ik heb het over Piet en Riekie van het hoekje op het Weidepleintje.Misschien dat een van je kinderen in de leeftijd van mijn zus zijn.
Zo nu houd ik weer even op en hoop dat er herkenning is in mijn reaktie.
Tineke zegt
Misschien heb je mijn broer Coen Mulder gekend, die was van 1946. Wij woonde op de Brink toen nr 14 to slager Korrel..