31 december 1939 – 1 januari 1970
Door: Jo Haen (1939) – Verteller: Gerrit Kars (1950) in Amsterdam Oost in de Transvaalbuurt. Van beroep hovenier. Getrouwd in 1975 met Janny Doorman van Het Scheepje. Woont sinds 1970 in Driemond.
De ‘wel’ werd gebruikt als koeling voor de avondmelk.
Mijn opa Gerrit Kars verhuisde in 1940 vanuit de Schagerlaan waar hij ook een boerenbedrijf had naar de boerderij de Vergulden Eenhoorn, Ringdijk 58. Hij kwam van oorsprong uit Ouderkerk a/d Amstel waar hij turfsteker was.
Elke dag naar opa en oma
Samen met mijn broertje Fred werden we door onze ouders iedere dag vanuit de groentenwinkel in de Pretoriusstraat naar de boerderij gebracht, waar wij dan de rest van de dag verbleven. Mijn ouders hadden vanwege de drukke werkzaamheden in de groentenwinkel weinig tijd voor ons, vandaar.
Koeien melken
Mijn opa hield op de boerderij 24 koeien en 100 varkens. De weilanden die bij de boerderij hoorden besloegen het hele gebied achter de Vergulden Eenhoorn, van het Amstelstation tot aan het volkstuinencomplex Klein Dantzig, dat in die tijd veel groter was en tot de Ringdijk doorliep. ’s Zomers liepen de koeien buiten en ’s winters stonden ze op stal. Ik moest helpen met koeien melken, samen met opa met de hand. Hannes Poen werkte overdag bij cacaofabriek Blooker op de Omval.
De ‘wel’
De melk werd iedere dag naar melkfabriek Holland in de 1e Jan Steenstraat gebracht. De ‘wel’ werd gebruikt als koeling voor de avondmelk.
De ‘wel’ (waterbron) was midden op het erf. Het water kwam daar spontaan de grond uit. Er was een betonnen bak omheen gebouwd waar de melkbussen in geplaatst werden om gekoeld te worden.
Kippenafval van poelier de Wit
Als de koeien niet voldoende melk meer gaven werden ze verder ‘afgemest’ voor de slacht en dan naar het abattoir gebracht.
De varkens lagen/liepen rond in een houten stal. Nooit buiten. Bij poelier de Wit op de Ringdijk werd kippenafval opgehaald en in een kookpot gekookt als voedsel voor de varkens. Dat stonk ontzettend.
De varkens die voor de slacht bestemd waren werden zondags opgehaald en naar de veemarkt in Amsterdam Oost gebracht waar ze ’s maandags op de markt door slagers werden opgekocht.
De schillenwijk
Naast het boerenbedrijf had opa een schillenwijk rondom het concertgebouw waar hij met paard en wagen dagelijks 1000 kg. schillen ophaalde, 6 dagen per week. De schillen werden weer verkocht aan een opkoper. Je moest goed opletten dat er geen scheermesjes e.d. tussen de schillen zaten. Dat was gevaarlijk voor het vee.
Gras maaien en ‘sloten’
Na de schillenwijk was er nog genoeg te doen op de boerderij. In mei/juni pakte opa de zeis en tot zonsondergang was hij dan aan het gras maaien. Ook rond de voetbalvelden van Zeeburgia, op de Oosterbegraafplaats en op de dijk bij het Amstelstation werd door hem het gras gemaaid. Ik moest daarna helpen met het keren en schudden van het gras. Het gras bij Zeeburgia werd ‘ingekuild’. Dat ingekuilde gras stonk vreselijk.
Er moest ook ‘gesloot’ worden. Eerst werden de slootkanten afgesneden, dan met de haak de groffe stukken weggehaald en met een baggernet de bagger eruit gehaald. 2 x Per jaar was er ‘schouw’. Dan werd er gecontroleerd of de sloten er goed uitzagen.
Klompenhok en de plee
De ingang van de boerderij was aan de achterkant. Eerst kwam je in een halletje, een soort uitbouwtje, met daarin het klompenhok en de plee, die een paar keer per week door opa werd geleegd. Naast het gezin van opa woonde er nog een gezin in de boerderij. Daarvoor was net zo’n halletje als toegang aan de linkerkant. Achter de boerderij bevond zich nog een grote groententuin.
De hele pan met aardappelen meegenomen
In de oorlog kwamen er veel mensen langs die wat te eten wilden kopen. Er schoven ook heel wat mensen aan om mee te eten. Eén keer had er blijkbaar iemand zo’n honger, dat hij binnenkwam en de hele pan met aardappelen meenam waarna hij snel de benen nam!
Boerderij wordt buurthuis
In 1970 moesten we van de gemeente Amsterdam de boerderij noodgedwongen verlaten omdat er een buurthuis in kwam en verhuisden we naar Driemond. We gingen wel door met de groenten/fruit-verkoop. Ik trouwde in 1975 met Janny Doorman van ’t Scheepje.
In 2000 kwam er na 125 jaar aardappelen- en fruitverkoop ook een einde aan het Scheepje. We genieten nu van onze ‘oude dag’ in Driemond. Ik verveel me niet, heb 60 sierduiven, een uitstervende hobby, waar ik veel plezier aan beleef.
Onder de onderstaande informatie over het boek Boerderijen in de Watergraafsmeer staat een lijst met alle verhalen uit het boek, die op deze site staan.
Bovenstaand verhaal is afkomstig uit mijn boek
Boerderijen in de Watergraafsmeer – Van Anna Hoeve tot Vergulden Eenhoorn.
Verkrijgbaar voor € 19,20 bij Linnaeus Boekhandel – Middenweg
of bij Jo Haen vriendenvanwatergraafsmeer@gmail.com
Onderstaand de lijst met linken van de verhalen uit het boek
01 – Boerderij Voorheen, Kruislaan 350/hoek Ooster Ringdijk
02 – De Annahoeve, herinnering aan een tijd die voorbij is
03 – De Vergulden Eenhoorn
04 – Melkboer Prins van de Vergulden Eenhoorn
05 – Bij opa Gerrit Kars in de Vergulden Eenhoorn
06 – Boerderij Pavonia, Ooster Ringdijk 15
07 – De laatste boer in de Watergraafsmeer, Schagerlaan
08 – Hofstede Winterbouw Ooster Ringdijk 74
09 – Boerderij Egassan Ooster Ringdijk 75
10 – Boerderij de Waterhond Ooster Ringdijk 100
11 – Boerderij Voorland Ooster Ringdijk 110
12 – Boerderij de Meerhoek Ooster Ringdijk 140
13 – Boerderij Middenmeer Middenweg 333
14 – Boerderij Goed Genoeg Middenweg 261
15 – Boerderij Meerlust, Middenweg 86-88
16 – Boerderijtje van David Slagt
17 – Boerderij Meergenoegen Kruislaan 4
18 – Boerderij Meergenoegen Kruislaan 120
19 – Boerderij De Jonge Zaaijer Weesperzijde 225 (was 42)
20 – Boerderij Rust na Onrust Duivendrechtsekade 20
Anja van Ommen zegt
Bruine bonen als bruiloftsmaal in 1942 in de Vergulden Eenhoorn.
Gerrit Kars en zijn vrouw Marrigje Kars-Bredewold (zus van mijn opa: Klaas Bredewold) waren voor mij ome Gerrit en tante Mar. Zij hadden twee kinderen. Zoon Wim en dochter Hennie. En een hond: Blackie. Mijn opa werkte bij hen. Met zijn bakfiets reed hij langs de klanten, bracht ze eieren en boter en schepte melk en karnemelk uit de melkbussen in de hem aangereikte pannen.
Ik zie de boerderij nog voor me: de huiskamer, de mooie kamer oftewel opkamer (waar men zelden of nooit verbleef), twee slaapkamers, de enorme kelder en de grote woonkeuken met een vliegenkast en een aantal van die kleverige vliegenvangers aan het plafond. Tante Mar was een expert in het vangen van vliegen. Ze benaderde ze vanaf de voorkant en sneller dan dat zij weg konden vliegen, had zij ze gevangen.
Rondom de boerderij lagen, zo ver het oog reikte, weilanden. Op mooie dagen nam Hennie me mee en plukten we grote bossen boterbloemen. In de vijftiger jaren werd er een begin gemaakt met het bouwen van de eerste nieuwbouwwijk op wat ooit uitgestrekte weilanden waren.
In 1942 trouwden mijn ouders vanuit de boerderij. Of er gegeten werd voordat men naar het stadhuis ging of daarna, weet ik niet. Wel weet ik, dat het bruiloftsmaal bruine bonen was. Met spek of met stroop. Ook dat weet ik niet meer en helaas kan ik het ze niet meer vragen.
Vijftig jaar later bezochten mijn ouders, mijn broer en ik de boerderij, die inmiddels op de monumentenlijst stond en waar een zorginstelling in zat, nog een keer. Nadat we de voorgeschiedenis verteld hadden, heeft men ons met veel plezier binnen een kijkje laten nemen.
Anja van Ommen
14 februari 2018