1921 – 2019
De zuivering van het afvalwater. De keus waarvoor de gemeente Amsterdam in 1921 stond was zuiveren of de aanleg van een persgemaal naar de Noordzee en/of uitbreiding van het persgemaal naar de Zuiderzee. De dienst Publieke Werken, afdeling Riolering en Waterverversing, besloot na ampele overwegingen om het afvalwater te zuiveren. Hiervoor werd in 1926 bij Betondorp een rioolwaterzuiveringsinstallatie gebouwd.
In 1921 breidde de gemeente Amsterdam haar grondgebied fors uit. Haar grondoppervlakte nam toe van 4.630 tot 17.455 hectare door toevoeging van dorpen als Nieuwendam en Durgerdam in Amsterdam-Noord en gebieden als de Watergraafsmeer. De stad kreeg de beschikking over meer grondgebied om grote nieuwbouwprojecten te realiseren. Grote delen van deze nieuwbouw bestonden uit sociale woningbouw, met als bekendste voorbeelden Betondorp en de tuindorpen in Noord. Deze werden aangelegd vanuit de idee dat arbeiders recht hebben op een gezonde en menswaardige leefomgeving. Aansluiting op het waterleidingnetwerk en op de riolering maakten daar deel van uit. De economische crisis van de jaren dertig dwong de gemeente Amsterdam tot bezuinigingen. In 1934 werd een Rijkswerkfonds ingesteld, waarmee het Rijk probeert de grote werkloosheid te bestrijden. Met geld uit dit fonds werden grote infrastructurele werken gerealiseerd.
Zuivering van het afvalwater
De keus waarvoor men stond was zuiveren of de aanleg van een persgemaal naar de Noordzee en/of uitbreiding van het persgemaal naar de Zuiderzee. De dienst Publieke Werken, afdeling Riolering en Waterverversing, besloot na ampele overwegingen om het afvalwater te zuiveren. Hiervoor werd in 1926 bij Betondorp een rioolwaterzuiveringsinstallatie gebouwd. Deze installatie was geschikt voor het zuiveren van afvalwater van 8500 inwoners (Andere tijden, ander afvalwater. Ter vergelijking : de zuiveringsinstallatie die in 2006 in Amsterdam West werd gebouwd is geschikt om het afvalwater van 1 miljoen inwoners te zuiveren). Als gevolg van stadsuitbreidingen ontstonden in het westen, zuiden en noorden van Amsterdam afzonderlijke rioolwatersystemen/rioleringsdistricten, wat uiteindelijk tot vijf rioolwatersystemen voor heel Amsterdam leidde. Een rioolwatersysteem bestaat doorgaans uit het inzamelingssysteem (rioolstelsels), het transportsysteem en de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RI / RWZI). Om afvalwater van een woning naar de zuiveringsinrichtingen af te voeren legde de dienst rioolgemalen aan.
In 1926-1927 werd een rioolwaterzuiveringsinstallatie gebouwd in Amsterdam West bij de Sloterdijkermeerpolder (Sloterplas). In 1938 en 1955 werd de capaciteit vergroot na verdere uitbreiding van Amsterdam in westelijke richting. Amsterdam Zuid kreeg in 1937 de rioolwaterzuiveringsinstallatie Zuid aan de Spaklerweg. In 1968 volgde Amsterdam-Noord met rioolwaterzuiveringsinstallatie Noord aan de Scheurleerweg. Het te zuiveren rioolwater wordt, wanneer het in de inrichting is aangekomen, in grote bassins gebracht, waar, ten gevolge van de geringe stroomsnelheid, de bezinkbare stoffen neerslaan. Dit is de zogenaamde mechanische zuivering van het rioolwater. Het uit deze bassins afgevoerde water bevat dan nog opgeloste verontreinigingen, die langs biologische weg uit het water worden verwijderd. Het water wordt dan opnieuw door grote bassins gevoerd, waar het enige uren verblijft en onder toevoer van lucht intensief in aanraking wordt gebracht met zogenaamd actief slib, waarin zich bacteriën bevinden, die de opgeloste verontreinigingen als voedsel tot zich nemen.
Een tweede methode is het spreiden van rioolwater op oxydatie- of filterbedden. Deze bestaan uit een vloer van gewapend beton, waarop een stapeling van poreuze lavaslakken is aangebracht. Door draaisproeiers wordt het water over het bed verspreid en zakt dan langzaam naar beneden. Bacteriën die zich op het gesteente hebben vastgezet, onttrekken de verontreinigingen aan het water. Deze beide methoden worden in opeenvolgende stadia van het zuiveringsproces toegepast. Na de biologische zuivering volgt nog een mechanische zuivering, dus een bezinking, ter verwijdering van de tijdens het biologische zuiveringsproces opgenomen proces opgenomen n stoffen. Het afkomende water wordt vervolgens geloosd op het openbare water.
Slibverwerking
Na zuivering blijft slib achter. Aanvankelijk werd dit als meststof verkocht aan boeren en tuinders uit de omgeving van de zuiveringsinstallatie. Omdat de verkoop van slib na 1935 stagneerde, werden nieuwe slibdroogvelden aangelegd. Vanaf 1948 tot 1961 werd de volledige slibproductie verkocht. Het werd gebruikt voor potgrond, bemesting, grondverbetering, en bij de aanleg van bijvoorbeeld sportvelden door de afdeling Gereedmaken Terreinen. Na 1961 stagneerde de verkoop en tot 1969 werd het slib gestort in het Nieuwe Meer.
Tijdens het verwerken van slib op de zuivering ontstaat riool- of biogas. Dit gas werd aanvankelijk in ketels gestookt om de slibgistingstanks en de gebouwen op het terrein te verwarmen. Het resterende rioolgas op de rioolwaterzuiveringsinstallatie Zuid werd verkocht aan de Zuidergasfabriek. Het resterende gas van de rioolwaterzuiveringsinstallatie West werd de lucht in geblazen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog diende het overtollige rioolgas als vervanging van benzine in automotoren. Na 1954 werd het overtollige gas van de rioolwaterzuiveringsinstallatie West verkocht aan de Westergasfabriek. In 1967 stopte de verkoop als gevolg van de introductie van aardgas en werd het gas afgefakkeld.
Bron: Openbare Werken
Peter Sieswerda zegt
In mijn jeugd (jaren 50)heb ik samen met mijn broer veel gespeeld op de inmiddels buiten werking gestelde zuiverings installatie achter de tennisbanen van vvga.
In de herenhuizen op de achtergrond woonde onze huisarts Dr Wagenaar waar ik toch menigmaal naar toeging (eerst wachten in de wachtkamer met zwarte stoelen met in bolletjes gedraaide poten) om daarna o.a mijn wratten uit te laten lepelen met een heel klein scherp pollepeltje,waarbij het geheel werd ontsmet met eather gemengt met jodium tinctuur.Ik kreeg dan vaak een dubbeltje omdat ik zo flink was. Fijne dokter.