Bron: Het Parool
Door:
Park Frankendael is het domein van groenbeheerder Chris Barendse. Al in de jaren tachtig liep hij er elke dag met kruiwagen, schop, schoffel en snoeischaar. ‘Je moet niet te veel ingrijpen, niet te weinig ingrijpen, maar op de juiste manier ingrijpen.’
Op het brede middenpad van het park werken sporters in felgekleurde tenues zich om half negen ’s ochtends in het zweet. In een voorzichtig lentezonnetje drukken mannen en vrouwen zich op, onder toeziend oog van personal coaches. Uit een speaker schalt Sara van Fleetwood Mac. Twee vrouwen van de Falun Gong-beweging zitten verderop in dikke jassen in kruiszit op een zeiltje met hun handen naar de hemel geheven te mediteren; ze protesteren tegen onrecht in China. En op het hondenveldje, achter de lage beukenhaag die net begint uit te schieten, dolt een golden retriever met drie kleinere honden. De baasjes kijken toe.
Park Frankendael is het domein van de 57-jarige Chris Barendse. Elke dag is hij hier te vinden met zijn kruiwagen, schop, schoffel en snoeischaar. “Meer heb ik niet nodig,” zegt hij. Het speelveld waar de sporters in de weer zijn en waar de vrouwen mediteren, is niet zijn favoriete deel van het park. De ‘recreanten’ mogen het er dan naar hun zin hebben, als echte natuurliefhebber is Barendse het liefst in de heemtuin, pal achter Huize Frankendael. Dat is het deel waar in 1963 onder meer een Limburgs heuvellandschap en een duinlandschap zijn nagebouwd.
Barendse – sportief, boomlang, handen als kolenschoppen, verweerde kop – kan het weten. Hij is honkvast. Al zijn hele leven woont hij in Amsterdam-Oost, en met een kleine onderbreking werkt hij al 35 jaar in wat nu Park Frankendael heet. Vijf dagen in de week staat hij om half zeven op, en om kwart voor acht gaat hij aan het werk. Het park is in de ruim twintig jaar van zijn bestaan door zijn toedoen uitgegroeid tot een lustoord met bijzondere bomen en planten, lommerrijke plekken en een weelde aan vogels. Hij zou nooit meer ergens anders willen werken. “Dan moet je weer opnieuw beginnen. Ik blijf liever op mijn stek.”
Op deze woensdagochtend krijgt hij – zoals elke week – hulp van een groepje vrijwilligers. Het zijn leden van de Vereniging Vrienden van Frankendael, gehuld in stevige schoenen en een regenjas. De een loopt plastic en ander vuil te prikken, de ander is met een schoffel in de weer. Jacqueline Rijken, bestuurslid van de vereniging, is onkruid aan het wieden in de kruidentuin, in het achterste deel van de heemtuin. Ze is vol lof over Barendse. “Hij doet zijn werk met hart en ziel, heeft het park naar zijn hand gezet. Hij is hier elke dag en dat is waardevol.” Voorzitter Marion van der Bliek, bezig met een vuilnisprikker: “Mensen zijn dol op Chris. Hij is betrokken en kent de geschiedenis van het park. We hopen dat hij nog heel lang kan blijven werken.”
Betondorp
De liefde voor de natuur was niet vanzelfsprekend voor Chris Barendse. In zijn familie heeft niemand groene vingers. Vader Jan was magazijnbediende bij dropfabriek Klene aan de Looiersgracht, voordat het bedrijf naar Hoorn verhuisde. Zijn moeder Aleida had de zorg voor een dochter en vijf zonen – Chris was de derde. Hij is geboren in de Soerabajastraat en ging daarna naar driehoog in de Balistraat. Toen hij 10 was, verhuisde het gezin naar de Huismanshof in Betondorp, vergeleken met de Indische Buurt een groene oase: de huizen hebben een voor- en achtertuin, en in het midden van het hof is een grasveld met bomen.
Voor Chris was het een openbaring. Hij vroeg aan zijn vader en moeder of hij de tuin mocht verzorgen. “Ik kocht viooltjes, struikjes, ging wieden. Mijn ouders vonden het prima dat ik een beetje liep te rotzooien in de tuin.” Vlak achter het huis loopt de Zaaiersweg met een brede groenstrook, en daar weer achter begraafplaats De Nieuwe Ooster. “Ik vond het allemaal prachtig: dat groen, de fluitconcerten van de vogels. De vonk sloeg over. Ik wist meteen: dit is het.”
Zijn broers kozen alle vier voor het loodgietersvak. Chris, die alles wilde weten van planten en bomen, koos voor de Lagere Tuinbouwschool aan het Archimedesplantsoen, de tegenwoordige vmbo-school Wellant. Dat viel tegen. Het ging op school vooral over onkruidbestrijding en hoe je tuinplanten kon kweken, maar over inheemse flora leerde hij niet veel. Tijdens zijn middelbareschooltijd, in de jaren zeventig, trof je hem niet aan in Paradiso of de Melkweg, liever ging hij op de fiets naar Limburg of Drenthe. Naar het buitenland? Daar moest hij niet aan denken. In de jaren tachtig is hij een keer naar Zuid-Frankrijk geweest en ook naar Zweden. Maar toen een vriend vroeg of hij meewilde naar Nepal… Nou nee. “Vliegen is niets voor mij,” zegt hij. “De Ardennen zijn me ver genoeg.”
Op de foto’s die Barendse in de jaren negentig nam, is de Stadskwekerij te zien, waar hij in maart 1986 voor het eerst kwam werken, met struiken en jonge bomen in rijtjes. Daar leerde Barendse het vak. Overdag de praktijk en in de avonduren deed hij de mavo. Hij haalde vervolgens drie vakken op havoniveau en deed zijn vwo-examen voor biologie.
Barendse is hovenier pur sang. Hij leest alles was los en vast zit over de natuur, verslindt naslagwerken als De vegetatie van Nederland. Hij is nu bezig in deel zes, 536 pagina’s dik, over de ‘mossen en korstmossengemeenschappen’. Hij leest het tijdens de pauze in zijn keetje naast de schooltuinen.
Barendse wijst naar de plek op de speelweide waar vroeger een sloot liep, die de kwekerij scheidde van het voormalige tuincentrum Van Vliet & Wielinga. Dat is in 1997 verplaatst naar de Nobelweg (en heet nu Intratuin). De woning midden in het park? Die behoort toe aan mevrouw Wielinga. En die losstaande schoorsteen bij de speeltuin, waar de ooievaars hun nest hebben, die verwarmde vroeger de kassen van het tuincentrum.
Elke boom heeft een verhaal. “Deze drie vederesdoorns heb ik in 1995 geplant, samen met de hulst verderop. Het is het laatste wat van de Stadskwekerij over is.” Of: “De watercipres in het deel dat is ontworpen door Leonard Springer is in 1947 geplant. Die komt uit China, in de Hortus hebben ze er ook eentje van.” Zelfs bomen die er niet zijn, kan hij duiden. “Hier stonden vier grote linden, die zijn omgewaaid met de storm van 27 oktober 2002.”
In de kassen die werden gebruikt door de Stadskwekerij zit sinds 2001 De Kas, het restaurant dat onlangs is onderscheiden met een Groene Michelinster voor zijn duurzame gastronomie. Barendse heeft er precies één keer gegeten, tijdens een reünie met de collega’s van de kwekerij. “Het was lekker, maar het zijn wel kleine hapjes, daar moet je aan wennen. Normaal eet ik stamppot.”
Waterpartijen
Nadat duidelijk was geworden dat de kwekerij zou stoppen en het tuincentrum werd verplaatst, ontstond discussie over wat er met het terrein moest gebeuren. Even was het plan er huizen te bouwen, maar buurtbewoners kwamen in opstand en richtten de Vereniging Vrienden van Frankendael op. In 1998 werd besloten om een ecologisch park te stichten.
Landschapsarchitect Edwin Santhagens zorgde ervoor dat het gebied verder werd ontsloten met fietsbruggen. Hij creëerde een afwisseling van open grasvelden en meer beschutte delen, en ook grote waterpartijen met riet. De al bestaande heemtuin, Huize Frankendael, de Lindenlaan en de Springertuin kregen op een natuurlijke wijze een plek in het nieuwe park.
Barendse zat inmiddels bij het groenbeheer in Geuzenveld, maar toen er ‘een plekkie vrijkwam’, in 2000, keerde hij terug. De eerste jaren was hij bezig met het weer op orde krijgen van de heemtuin: het Limburgs heuvellandschap heeft hij opgehoogd en beplant met passende soorten. Ook maakte hij aan de overkant van de sloot, langs de Hugo de Vrieslaan, een buffer van bomen en struiken.
Storm
Nu, na twintig jaar werken, is het resultaat van al die noeste arbeid te zien. Wie door de heemtuin loopt, ziet van laag naar hoog een vloeiende opeenvolging van kruiden, struiken en bomen. Een dichte begroeiing, daar houden insecten en vogels van.
Het adagium van Barendse is bijna cruijffiaans: “Je moet niet te veel ingrijpen, niet te weinig ingrijpen, maar op de juiste manier ingrijpen.” Barendse is selectief met zaag en snoeimes, elk jaar een beetje. Liever zet hij planten en struiken die hij op de ene plek niet kan gebruiken een stukje verderop. Zo hoeft hij weinig afval af te voeren. Als er tijdens een storm een boom omvalt, ziet hij dat niet als een probleem, maar als een kans: op die plek komt meer licht en dat stimuleert zonminnende planten. De boomstammen zijn bovendien gunstig voor de ontwikkeling van houtzwammen.
Na vier jaar heemtuin nam Barendse langzaam maar zeker de zorg over het hele park op zich. Zijn chef Hans van der Stam, die de groenvoorziening coördineert van heel Amsterdam-Oost én Noord, is meer dan tevreden dat het zo gaat. “Chris is een groenman in hart en nieren,” zegt Van der Stam. “In weer en wind is hij aan het werk, en het park ligt er op-en-top bij.”
Barendse heeft zijn leven lang zwaar werk gedaan, voor het laatst meldde hij zich drie dagen ziek in december 2014. Collega’s van hem zaten aan het einde van hun carrière meer thuis dan dat ze nog op hun werk verschenen. Hoelang zal hij het zelf nog volhouden? Hij haalt een papiertje uit zijn zak. Een geheugensteuntje. Hij heeft gisteravond een paar regeltjes opgeschreven: over het belang van de groenbuffer rond het park, over de rol die het groen speelt in de levens van de bewoners van de Watergraafsmeer. Hij spreekt er ook een wens in uit. ‘Hopelijk,’ staat er, ‘kan ooit een opvolger ditzelfde groenbeheer in alle eenvoud blijven voorzetten.’
Helmi Wakkie zegt
Wat een mooi artikel over Chris, altijd leuk om hem tegen te komen .
Geweldig wat hij doet voor groen Amsterdam.
Henk zegt
Was Harry niet zijn voorganger. Want er was een voorganger met zwarthaar, waar vele dames wel wat in zagen.??