Bron: Gemeente Amsterdam
Op 9 juni 1918 versloeg Ajax onder leiding van Sjek Rijnols het Tilburgse Willem II. Dat betekende de allereerste landstitel én de definitieve doorbraak van de Amsterdamse club. Maar wie was de Engelse trainer die Ajax uiteindelijk 15 afdelingskampioenschappen en 8 landskampioenschappen bezorgde, en hoe kwam dat seizoen tot stand?

Ajax werd exact 125 jaar geleden, op 18 maart 1900, opgericht. Maar het zou nog tot 1918 duren voor de club het eerste landskampioenschap binnenhaalde. Aan Ajax zelf lag dat niet per se. Na een ongelukkige degradatie naar de Tweede Klasse in seizoen 1913/1914, wilde Ajax zo snel mogelijk weer uitkomen in de Eerste Klasse. Maar het uitbreken van de oorlog gooide roet in het eten.
Noodcompetitie
Veel spelers waren dienstplichtig. Daardoor waren de elftallen van Nederlandse clubs incompleet. De Nederlandse voetbalbond (NVB) besloot dat het seizoen 1914/1915 een soort noodcompetitie was: geen degradatie, maar ook geen promotie. Dat was zuur voor Ajax. De Amsterdammers eindigden het seizoen namelijk stijf bovenaan.
Complot tegen Ajax
Een jaar later waren de Nederlandse voetbalgoden de Godenzonen wederom niet gunstig gezind. Ajax werd weer kampioen van de Tweede Klasse, maar dit keer besloot de voetbalbond tot een soort nacompetitie, een zogenoemde kampioenspoule. Daardoor promoveerde niet Ajax maar stadgenoot Blauw-Wit naar de Eerste Klasse.
Om het leed compleet te maken, kondigde de NVB aan dat ook in seizoen 1916/1917 promotie niet mogelijk zou zijn. Ajax verloor dat seizoen niet 1 keer (13 keer winst, 1 keer gelijkspel) en kreeg met doelman Jan Smit onder de lat slechts 4 goals tegen. Maarja, wéér geen promotie. Het begon bijna op een complot van de NVB te lijken.

De komst van Sjek Rijnols
Gelukkig was daar Jack Reynolds. De Engelsman, geboren in Whitefield vlak bij Manchester, kwam in augustus 1915 over van de Zwitserse voetbalclub St. Gallen. Vanwege zijn goede resultaten in Zwitserland vroegen de Duitsers hem om hun nationale elftal voor te bereiden op de Olympische Spelen van 1916. Maar die gingen vanwege de Eerste Wereldoorlog niet door. Dus kwam Jack Reynolds naar het neutrale Nederland.
Als voetballer viel Reynolds niet echt op. Hij maakte weinig indruk bij de reserves van Manchester City, en speelde vervolgens voor clubs als Grimsby Town en Watford, toentertijd nog een amateurclub. Maar als trainer liet hij een onuitwisbare indruk achter. Hij was de grondlegger van het totaalvoetbal, dat we natuurlijk ook kennen van Rinus Michels en Johan Cruijff, en bezorgde Ajax in zijn bijna kwart eeuw bij de club in totaal 24 eretitels. Waaronder dus het allereerste landskampioenschap.
Overigens werd Jack Reynolds steevast Sjek Rijnols genoemd. De Amsterdamse tongval kunt u er vast wel bij bedenken.
Bekerkampioenen
In het seizoen 1916-1917, toen Ajax dus wéér de Tweede Klasse won maar niet mocht promoveren, was er licht aan de horizon. De Amsterdammers bereikten namelijk de finale van de nationale beker en versloegen in het Nederlandsch Sportpark de voetballers van VSV uit Velseroord met 5-0. Het Nederlandsch Sportpark werd in de volksmond Het Stadion genoemd en lag dwars aan de Amstelveenseweg. De Stadionweg dankt de naam aan Het Stadion, en indirect dus ook de Stadionbuurt. Van het Olympisch Stadion was toen nog helemaal geen sprake.

De bekeroverwinning betekende dat Ajax eindelijk mocht promoveren naar de Eerste Klasse. De landstitel was weer een stapje dichterbij. Huidig angstgegner Go Ahead deed Ajax dat seizoen een handreiking. De Deventenaren waren kampioen van de Eerste Klasse geworden en stelden voor om 2 wedstrijden tegen Ajax te spelen om voor eens en altijd te bepalen wie de beste club van het land was. Ajax won over 2 wedstrijden. Go Ahead erkende zijn meerdere.
Net even anders ingedeeld
De Nederlandse competitie was in die periode anders ingedeeld dan nu. Er waren 4 regio’s (Noord, Oost, Zuid en West) en in totaal 5 competities (West had er 2). Clubs uit iedere regio speelden voor de titel afdelingskampioen, en de afdelingskampioenen speelden een volledige competitie om het landskampioenschap.
Reynolds transformeert Ajax
Nadat Ajax ondanks het tegenwerken van de NVB promotie naar de Eerste Klasse had afgedwongen, was het ‘do or die’. De Amsterdammers moesten het nu voor het echie bewijzen: waren ze écht de besten van het land? Reynolds was daar in ieder geval van overtuigd. Gelijk na zijn komst bij Ajax gooide hij het roer om.
Hij besteedde meer aandacht aan de jonge voetballers, en zo ontstond eigenlijk de jeugdopleiding bij Ajax. Op een gegeven moment nam hij zelfs de leiding over de jeugdspelers. Toen al werd het hoogste jeugdelftal van de club beschreven als ‘geacheveerd (volmaakt) en aantrekkelijk’. In het clubblad schreef Reynolds dat de jeugd in de vereniging voorop moest gaan. Die was namelijk de toekomst. For the future. Klinkt bekend, he?
Reynolds gooide ook de trainingsfrequentie van de hoofdmacht omhoog. Er werd niet langer slechts eenmaal per week getraind. Nee, dat aantal ging naar 2 trainingsdagen. Hij introduceerde het begrip buitenspelers als een van de eersten en focuste op discipline en krachttraining. Volgens Reynolds was 90 procent van de doelpunten van vleugelspel afkomstig. Zijn visie veranderde de club. Onder zijn hand transformeerde Ajax in een geoliede voetbalmachine en dat was het begin van succes.

Spelen om het landskampioenschap
Ajax bewees gelijk waar het van was gemaakt. De Amsterdammers scoorden in 22 wedstrijden 58 doelpunten en kregen er maar 20 tegen. De ploeg won de regionale Eerste Klasse en plaatste zich zo voor de competitie om de landstitel. Daar streden ze in 8 wedstrijden tegen de kampioen van het Noorden, Be Quick, het Oosten, Go Ahead Eagles, het Zuiden, Willem II en nog een andere Amsterdamse club, AFC, die kampioen was geworden van West B.
De grootste concurrent van Ajax was Go Ahead Eagles. Op 19 mei speelde Ajax uit gelijk tegen de Deventenaren, en een dag later verloor Ajax in eigen huis zelfs van Go Ahead. ‘Onze kampioensillusies hebben een gevoelige klap gekregen’, zo stond er na het Pinksterweekend in het clubblad. ‘De Koekenieren hebben ons kort en bondig met één goaltje drie kostbare punten ontfutseld, maakten een eind aan de traditie van Ajax-onoverwinbaarheid op eigen terrein, lieten Rood-Wit dus vrij ontnuchterd en perplex in Mokum achter.’
De laatste speeldag van de competitie reisden de Amsterdammers af naar Tilburg, in de hoop daar alsnog het eerste landskampioenschap binnen te halen. In 7 wedstrijden had Ajax al 13 keer gescoord, en slechts 4 doelpunten tegen gekregen. De uitgangspositie was ondanks het puntenverlies tegen Go Ahead goed. Maar Willem II was een niet te onderschatten tegenstander, die Ajax’ grootste concurrent eerder al een dubbele nederlaag had toegediend. Een eenvoudige pot beloofde het niet te worden.
Kampioenen, olé olé
Het werd ook nog even spannend. Sterspeler Jan de Natris, in het reguliere seizoen goed voor 10 goals, was er namelijk niet bij in Tilburg. Hij had de trein gemist. Maar uiteindelijk deerde dat niet. Al in de eerste helft kwam Ajax op 1-0 voor dankzij een doelpunt van Theo Brokmann Sr. De aanvallende midvoor was onderdeel van het Ajax dat in 1914 degradeerde en bleef de club als een van de weinigen trouw. Ook zijn zoon speelde later trouwens voor Ajax. Brokmann Jr. maakte op 17-jarige leeftijd zijn debuut en speelde op dezelfde positie als zijn vader, tot hij zijn plaats verloor aan Rinus Michels.
In de tweede helft ging Ajax op dezelfde voet verder en breidden de Amsterdammers de voorsprong uit. Met het koppie zorgde Joop van Dort voor de 2-0, en hij nam ook de uiteindelijke eindstand voor zijn rekening: 3-0. Willem II werd over de knie gelegd, en Ajax was voor het eerst in het clubbestaan landskampioen.

Ongeslagen
Een seizoen later herhaalden Reynolds en zijn spelers dat kunstje nog een keer. Van Dort scoorde in het seizoen 1918-1919 in 29 officiële wedstrijden het duizelingwekkende aantal van 30 doelpunten. Ajax werd voor de tweede keer op rij landskampioen, en bleef ook nog eens ongeslagen. Dat was nog nooit gebeurd op de Nederlandse voetbalvelden. Het zou 76 jaar duren tot seizoen 1994-1995 voor er weer een ongeslagen landskampioen was. Uiteraard was dat ook toen Ajax.

Grootste overwinning ooit
In 1925 nam Reynolds na een slechte reeks ontslag bij Ajax. Hij ging aan de slag bij rivaal Blauw-Wit. Maar eens een Ajacied, altijd een Ajacied. Dus keerde Reynolds in 1928 terug als hoofdtrainer. Onder zijn leiding scoorde Ajax 75 doelpunten in 18 competitiewedstrijden én werd de grootste overwinning in de competitie geboekt: 17-0 tegen VUC. Daar verbleekt de 13-0 tegen VVV Venlo van 5 jaar geleden wel een beetje bij.
Geïnterneerd in Polen
Tijdens de Tweede Wereldoorlog interneerden de Duitsers Reynolds in een gevangenenkamp in Polen. Ajax riep clubleden op om hem brieven te schrijven, en elke 14 dagen kreeg hij ook een voedselpakket vanuit Amsterdam. In het kamp hielp hij met het organiseren van voetbaltoernooien tussen verschillende groepen internationale gevangenen en hij schreef zelfs nog een artikel voor in het clubblad, over de ‘centre half’.

Al met al werd hij redelijk behandeld in het gevangenenkamp en nadat hij in 1944 voor een paar Duitse gevangenen werd geruild, keerde hij een jaar later terug bij Ajax en pakte hij zijn taken als trainer weer op alsof het niets was.
De voetbalmessias van Watergraafsmeer
Reynolds won uiteindelijk zijn laatste landskampioenschap met Ajax in 1947. Maar de club zou niet zijn wat hij is zonder zijn inbreng, en zonder dat eerste landskampioenschap van 1918. De voetbalmessias van Watergraafsmeer, zo noemt Arco Gnocchi hem in het boek Ajax in 125 verhalen, dat hij schreef ter ere van het 125-jarig bestaan van de club. En die titel is meer dan terecht.
Jack Reynolds overleed op 8 november 1962.
Geef een reactie