1802 – 1868
Door: Jan Dijk (1947) Jongste zoon van Ds J. Dijk, ex-huisarts in A’dam ZO.
Jacob van Lennep was een van onze grootste schrijvers uit de 19e eeuw. Hij schreef vooral historische romans, ook veel verhalen met een historische achtergrond. Ferdinand Huyck en het mooie De Roos van Dekama waren ooit veelgelezen romans. Lange tijd dichtte hij. Verder schreef hij een boek over uithangborden (uithangtekens noemde hij ze) en een biografie van zijn vader en van zijn grootvader.
Hij zette zich in voor de stad Amsterdam
Daarnaast zette hij zich onvermoeibaar in voor de stad Amsterdam. Zo stond hij aan de kiem van de duinwaterleiding, al gaat het gerucht dat zijn vrouw Henriëtte Roëll daartoe de eerste stap zette; hij beijverde zich voor een Noordzeekanaal en voor diverse standbeelden van beroemde Nederlanders, zoals Rembrandt en Vondel. Hij maakte zich sterk voor het Amstelhotel, voor een nationaal museum, voor monumentenbehoud (de afbraak van de Ridderzaal in Den Haag hield hij hoogstpersoonlijk tegen) en wat niet al. Hij schreef wel 10 brieven per dag, besteedde nog de allermeeste tijd aan een kolossale uitgave van het gehele werk van Vondel. En ging vaak naar het theater. Hij schreef wel 40 toneelstukken. Hij was dan ook een multitasker: drukproeven keek hij het liefst na wanneer hij bezoek had – en dat kreeg hij veel. Een rijk sociaal leven. In alle opzichten. Hij zat ook een paar jaar in de Tweede Kamer, al werd dat geen succes.
Van zijn laatste roman Klaasje Zevenster van 1200 pagina’s kwam in december een verkorte moderne versie (nog altijd 500 pagina’s) op de markt. Klaasje, lezen we, was een kind van 7 vaders; als baby werd ze bezorgd op Sinterklaasavond. Van de aanwezige 7 Leidse studentenvrienden moest één wel de vader zijn. Ze adopteerden haar gezamenlijk. De verwikkelingen in dat boek moeten buitengewoon onderhoudend zijn. Zeer actueel in onze tijd, waarin een drieouderschap tot de mogelijkheden gaat behoren.
Hij werd slechts 66 jaar oud. Tot zover een schets van de persoon Jacob van Lennep.
Een bezielde schavuit
Het is letterkundige Marita Mathijsen geweest, die recent een veelgelezen en –geprezen biografie over hem schreef: Een bezielde schavuit. De laatste jaren heeft ze al haar energie ingezet om de 19e-eeuwse Nederlandse literatuur onder ieders aandacht te brengen. We gaan die weer lezen!
Op 18 februari 2019 hield zij een lezing in De Bron. Het ging over Amsterdam en Van Lennep. De Watergraafsmeer kwam dankzij een Watergraafsmeerder ook even aan de orde. Daarover wil ik het hier hebben.
Een buitenhuis in de Diemer- of Watergraafsmeer
Grootvader Cornelis van Lennep, notabele en bestuurder in Amsterdam, bezat in zijn jonge jaren een buitenhuis in de Diemer- of Watergraafsmeer. Daar werd hij heemraad-en–schepen, ja zelfs dijkgraaf, oftewel baljuw. Het was de tijd dat de polder Aards Paradijs genoemd werd met al zijn 180 buitenhuizen. Later kocht hij Huis te Manpad bij Heemstede. Dat moet van binnen erg mooi zijn. Helaas, we mogen er niet meer in.
Keetje van Orsoy was Jacobs moeder. Die heeft haar vader nooit gekend. Hij overleed voor haar geboorte. Ze hertrouwde met Pieter van Winter en die had een buitenhuis ook in De Meer: Huize Voorland. Dat is in de jaren 20 van de 20e eeuw afgebroken als laatste der buitenhuizen, om plaats te maken voor het Ajaxstadion. Voorland heten de sportvelden daar nu nog. Van Winter kwam uit een oud en deftig regentengeslacht. Pieter was o.a. in bezit van Marten & Oopjen, de twee manshoge portretten van Rembrandt die nu elk jaar heen en weer gaan tussen Frankrijk en Nederland. By the way, ik ben altijd bang dat dat een keer fout gaat. Ze hangen om het jaar in het Rijksmuseum. Destijds hingen ze in zijn grote huis aan de Heerengracht.
Zoon David Jacob
Cornelis’ zoon David Jacob en Keetje Orsoy trouwden op Voorland op 30 september 1800. Ze kregen 2 kinderen, Jacob en Antje. In zijn jeugd werd Jacob Kootje genoemd. David Jacob was zeer geleerd. Klassieke talen was zijn vak, hij was professor aan de Amsterdamse academie.
Toen Jacob 14 was overleed zijn moeder. Zijn diep treurende vader schreef een mooie vaderlijke brief aan hem, waar Jacob veel aan had. Daar begint Marita’s boek mee. Het lijkt wel, alsof hij de rest van zijn leven in vrouwen zijn moeder terug hoopte te vinden. Muttersuche noemt men dat wel met een mooi Duits woord. Dat leverde spannende verhalen op. Lees die biografie vooral. Een ondergeschoven kind! Bijna met een vrouw op de vlucht gegaan!
De allereerste verliefdheid van Jacob gold zijn jonge tante, een halfzusje van zijn moeder. Annewies heette zij. Ze woonde met haar ouders op Voorland. Ze was negen jaar ouder.
Toen hij nog maar 15 was schreef Jacob voor Annewies onderstaand gedicht. Ja, hij was er vroeg bij! Ik heb het uit het dikke boek van Jaap Kruizinga dat hij al in 1948 over de Watergraafsmeer schreef en dat mijn oudere jongste broer toen hij klein was heeft volgekrast met potloodstrepen.
Neen, eer zal Voorlands baas een pruik met krullen dragen,
Eer krijg je van je man, in plaats van zoentjes, slagen,
Eer vindt je jou orloge op ’s Heeren weg weerom,
Eer worde ik weder wijs, eer worde ik doof en stom,
Eer zal onze ouwe Lijs met Mietje Bokken trouwen
Eer vindt men in het veld ’t achtvoudig klaverblad,
Eer wandelt Hein de Boer te voet naar de Amstelstad,
Eer houdt nog Arend op met Antje braaf te plagen,
Eer zal zij op haar rug een bundel waschgoed dragen
Eer loopt op Schaerwijde een woudvos in den val,
Eer ik, o tante lief, u ooit vergeten zal.
(spelling als bij Kruizinga)
In de Watergraafsmeer tot volle wasdom gekomen
U ziet, in de Watergraafsmeer is Jacob van Lennep tot volle wasdom gekomen. Tja, zijn zus zal nooit wasgoed hoeven te dragen, dat spreekt vanzelf. Maar hieruit blijkt wel: Jacob van Lennep is van ons.
Overigens, deze versvorm heeft Jacob voor andere vriendinnetjes herhaald. Hij was er dus content over!
Zijn vader hertrouwde met een Van de Poll en kreeg gelijk op met zoon Jacob nog heel wat kinderen. Jacob zelf was inmiddels in het huwelijk getreden, met zijn oudere Henriëtte. Zij kregen vooral zoons.
Uiteindelijk huwden kinderen van Jacob en van Annewies elkaar dan toch nog. Al moesten ze van Annewies, inmiddels Mevrouw van Loon (van Huis Van Loon, het huidige museum aan de Keizersgracht), wel heel lang op toestemming wachten. Ze had er haar eigen redenen voor. Ze kende de vader!
De mannelijke partij, dat was Maurits van Lennep, schreef wel 8000 dagboekpagina’s vol. Marita heeft ze nog lang niet allemaal gelezen. Wie weet wat daar nog over Jacob te ontdekken valt.
Jacob van Lennepweg
Niet zonder reden hadden we in de Meer tot de annexatie door Amsterdam op 1/1/1921 dan ook een Jacob van Lennepweg. Maar bij een annexatie raakt een opgeslokte gemeente niet alleen zijn identiteit kwijt, maar ook een heleboel straatnamen wanneer die eveneens in de grote gemeente voorkomen. Een automatisme. Daar zit iets onrechtvaardigs in.
Die straat overigens heet nu Hogeweg. Er was toen een heuse middenberm zoals de Bredeweg die nog altijd heeft. Een tijdje stond op het Jacob van Lenneppleintje (nu in de volksmond Hogewegpleintje geheten) een aantal jaren een heuse fontein. Wanneer je in de buurt komt zie je op een paar plekken een foto van die fontein. De huidige fontein, waar de buurt van geniet dankzij buurtbewoner Jaap Kamerling, is er al langer dan de vorige het heeft uitgehouden.
Nu kan ik me er in het licht van bovenstaande bij Jacob van Lennep wel wat bij voorstellen dat Amsterdam meer recht had op straatnaambehoud. En hij heeft zowel een kade als een straat. Naamswijziging zou in dit geval toen ook al heel wat voeten in de aarde gehad hebben. Tegen dat automatisme echter maak ik bezwaar. Of valt het mee? Weesp, let op!
Ik doe bij dezen een voorstel. Hang een plaquette op aan het begin van de Hogeweg, tegenover waar ooit mijn geboortehuis stond aan de Middenweg, waarop te lezen valt dat de straat vroeger Jacob van Lennepweg heette, met de noodzakelijke info. Omdat Jacob van Lennep ook een van ons was.
Lees ook: Hofstede Voorland aan de Middenweg
Geef een reactie